14
uit de handen te nemen en om te doen wat wij kunnen tot het opleiden
harer ambtenaren voor hunne taak.
Wij vertrouwen dit van de Rogeering; wij meenen zelfs het te mogen
verlangen. Want waarlijk, zij doet voor de archieven nog te weinig!
Niet alleen in dit opzicht: wij hebben meer desiderata. Want het is
er verre van, dat onze archieven al het nut doen, dat van hen mag ver
wacht worden voor den bloei der Nederlandsche historiographie.
De bloei der Nederlandsche historiographie! Kan men daarvan
spreken met een ernstig gelaat Is er iemand, die het onderwerp durft
aan te roeren zonder pijnlijk meesmuilen? Neem een overzicht over
eenige jaren: hoeveel boeken, die voor onze geschiedenis eene bepaalde
beteekenis hebben, kunt gij dan noemen naast Blok's Geschiedenis
en Colenbrander's Patriottent ij d? Is niet de Yereeniging
tot uitgaaf der oude rechtsbronnen het eenige lichaam,
dat zonder vallen en opstaan volgens een vast plan goede bronnen
publicaties levert? Komt het, waar de vereenigingen ons in den steek
laten, anders dan bij hooge uitzondering voor, dat eenige personen van
goeden wil en van goed vermogen zich (zooals de uitgevers van het
Oorkondenboek van Groningen) vereenigen voor het tot
stand brengen van groote uitgaven van bronnen? Waar zijn dan de
personen, die er toe besluiten kunnen met taai geduld een deel van hun
leven te gevenom zeiven en alleen bronnenpublicaties door te zetten
van blijvende beteekenis voor onze geschiedenis, zooals de Documents
concernant le due d'A n j o u
En wat doet de regeering zelve om hier te helpen? Gaat van het
Algemeene rijksarchief eene impulsie uit, die leiding geeft aan de syste
matische publicatie van onze voornaamste geschiedbronnen? Zijn de
provinciale archiefdepóts overal de steunpunten der lokale historiographie,
zooals zij dit behooren te zijn? Hoe anders is het in het buitenland!
Pruisen, Beieren, België, Zweden en Denemarken kunnen wijzen op
eene statige rij van voortreffelijke uitgaven. Wij weten, wat alleen de
rijksarchivaris Gachard in dit opzicht heeft geleverd. Te Osnabrück zorgt
de lokale vereeniging met de ambtenaren van bet archief voor een oor
kondenboek. Thans weder geeft de Pruisische regeering een navolgens
waardig voorbeeld door het uitgeven der met spoed voortgezette reeks
aardige Mittheilungen der Preussischen Archivver-
waltung. Wat hebben wij daartegenover aan te bieden? Wij kunnen
wijzen op onze steeds aanzwellende bundels archiefverslagen, die ons eene
kost voorzetten, wier gebruik, toen ze ons in kleine hoeveelheden werd
voorgediend, zelfs geharde magen moesten bezuren met lichte aanvallen
van kramp; maar die geheel onverteerbaar wordt, nu het der Regeering
15
behaagd heeft, ze eenige jaren op te zoutenom ons in het afgeloopen
jaar drie dikke bundels tegelijk voor de voeten te werpen
De Regeering heeft zich verdienstelijk gemaakt door in te gaan op
het initiatief van prof. Blok, wiens plan van buitenlandsch archiefonder
zoek in het vorige jaar is afgewerkt. Wij zijn dankbaar daarvoor, -
dankbaar ook, dat de regeering in enkele gevallen na prof. Blok nog
andere onderzoekers heeft uitgezonden, om de door hem gestelde vluchtige
overzichten van het voorhandene eenigszins uit te werken. Maar voldaan
zijn wij toch ook hierover niet. Want het maal, dat de Regeering ons
nu weder aanbiedtdoet maar al te veel denken aan dat van den vos
die den kraanvogel te gast noodde. Hoe goed wordt er ook in dit opzicht
gezorgd voor onze Duitsche broeders, wier vertegenwoordigers werkzaam
zijn aan het Instituut te RomeBij ons daarentegen wordt het aan
particulieren overgelaten, om met opoffering van tijd en geld de vruchten
te plukken, die Blok hun aanwees, getuige de zorgvolle arbeid van
den heer P. N. van Doorninck, die ons onlangs drie deeltjes schonk met
acten uit de middeleeuwsche registers der Geldersche kanselarij, die in
het archief te Dusseldorp voor ons verscholen liggen.
Mogen wij tot de Nederlandsche archivarissen het verwijt richten,
dat zij in dit opzicht te weinig doen? Neen, duizendmaal neen! De
oude archieven zijn en moeten zijn in de eerste plaats bergplaatsen van
materiaal voor het handhaven van de rechten der gemeenschap. En onze
taak is voor alles, moet voor alles zijn het ordenen en bruikbaar maken
der ons toevertrouwde schatten. Het is de roem van de Nederlandsche
archievendat hunne beheerders dit begrepen hebbenlang voordat
Duitschers en Belgen daaraan dachten. En zoo ik een bezwaar heb tegen
de uitbreiding onzer bemoeiingen tot allerlei archieven buiten het rijks
depót, dan is het juist dit, dat de ordening en beschrijving dier depóts
daardoor te veel op den achtergrond geraakt. Minstens gedurende één
monschenleeftijd mag van de archivarissen in hoofdzaak niets anders ge
vergd worden dan dat zij hunne depóts bruikbaar maken voor anderen.
Het schrijven van de geschiedenis moet aan die anderen worden overgelaten.
Maar moet dan het rijke veld der Nederlandsche geschiedenis al dien
tijd braak blijven liggen? Ik zou het betreuren, en waar de geschiedenis
ook aan onze universiteiten het stiefkind is, zie ik alleen heil in navol
ging van de Zweedsche toestanden, die door Dr. Kernkamp in het laatste
nummer van ons orgaan geschetst wordenin de aanstelling aan onze
universiteiten van privaatdocenten in de geschiedenis, die aan de overladene
hoogleeraren het vervullen hunner ambtstaak althans eenigszins mogelijk
zullen maken, en die zich tegelijk in hun vrijen tijd verder bekwamen
door de archivarissen bij te staan in liet regelen van archievendie niet
tot hun eigenlijk depót behooren, of door volgens hunne aanwijzingen de