184 ik daar kennis maakte met de mannendie met de zorg voor die uitgaven belast zijn, o. a. met den heer E. Hildebrand; als archiefbeambte draagt hij den nederigen titel van buitengewoon amanuensis, maar als lektor Hilde- brand en als redacteur van bet „Historisk Tidskrift" neemt hij in de wetenschappelijke wereld van Zweden een voorname plaats in. Zoowel zijn uiterlijk als de eerbied, waarmede een ieder hem bejegende, deed mij hem dadelijk met Fruin vergelijken; een gelijkenis, die mij later nog sterker opvieltoen ik een middag mocht doorbrengen in zijne zomer woning te Vaxholm heel Stockholm heeft 's zomers een optrekje, meestal in den verrukkelijk mooien miniatuur-archipel van de Saltsjö, een met honderden eilandjes bezetten inham van de Oostzee en hij mij veel verhaalde over Zweedsche toestanden van weleer en van nu, en nog meer liet vertellen over ons land en ons volk. Want de belang stelling van de Zweedsche historici in onze geschiedenis is bizonder levendigen onze historische litteratuur is bij hen veel beter bekend dan de Zweedsche bij ons tot onze groote schade! Trouwens, de invloed van onze Republiek op Zweden is veel grooter geweest dan die van Zweden op ons land; Zweden heeft ons veel te danken en veel te verwijtenen vooral aan dat laatste is de herinnering nog levendig zooals mij bleek aan het slot van den avond die in Hasselbacken begon en eindigde op het opera-terras, de plaats in Stockholm, van waar men het mooiste uitzicht heeftvooral in een klaren zomer nacht van Juli, bij volle maan. Hier te lande heeft Fruin in zijne aankondiging van Geddes' boek over Jan de Witt ons er op moe ten wijzen, dat het deelnemen van onze Republiek aan den Noord- schen oorlog in de dagen van Karei X Gustaaf niet het werk is geweest van De Witt, maar tegen diens zin is doorgedreven door Am sterdam en van Beuningen te Stockholm hield Dr. Westrin mij daar over, in dien onvergetelijken nacht op het opera-terras, onder de koffie, na een uiterst genoegelijk souper, een keurige verhandeling, die eindigde met den diep gevoelden uitroep: „van Beuningen dat is de duivel voor Zweden geweest!" En hij had groot gelijk. Want nooit was Zweden dichter aan zijn doel: de heerschappij over de Oostzee, dan in 1658, en vooral de tusschenkomst van onze Republiek heeft het bereiken van dat doel belet. De heer Hildebrand, zeide ik, heeft als beambte aan het Rijksarchief den titel van buitengewoon amanuensis. Het personeel bestaat uit den rijksarchivarisdrie archivarissen en drie wij zouden zeggenadjunct archivarissenmaar in Zweden heeten zij amanuenses, die allen door den Koning benoemd worden. Buitendien zijn er echter een groot aantal buitengewone amanuenses, tegenwoordig acht, maar soms meer, die, evenals de lagere beambtendoor den rijksarchivaris worden aangesteldsommige 185 daarvan, zooals de heer Hildebrand verrichten geregelde diensten en genieten een vaste jaarwedde, de overige zijn meer volontairs dan beambten en krijgen een klein honorariumafhankelijk van den door hen verrichten arbeidmaar niet evenredig aan de dienstendoor hen bewezen 1). In de wekendie ik te Stockholm doorbrachtmaakte ik met eenige van deze volontairs nader kennismet de heeren Dr. Clason Dr. Weybüll en Dr. Stille, allen jonge historici en privaat-docenten, de eerste aan de Universiteit van Upsala, de beide anderen aan de Univer siteit te Lund. Alle drie waren als buitengewoon amanuensis aan het rijksarchief werkzaam, Dr. Clason gedurende het geheele jaar, daar hij slechts éénmaal in de week te Upsala college behoeft te geven, Dr. Weybull en Dr. Stille alleen gedurende de academische vacanties; zij werden, om beurtenmet de zorg voor de „spedition" het verschaffen van de gevraagde stukken aan de bezoekers belastmaar hielden zich verder hoofdzakelijk bezig met het ordenen van een archiefafdeeling. Het ware te wenschen dat ook in ons land de beste jonge historici een dergelijke oefenschool, al was het maar gedurende een gedeelte van het jaarwilden en konden doorloopenmaar zoo ik mij niet bedriegis noch het aanbod van, noch de vraag naar dergelijke volontairs groot. Trouwensvoor privaatdocenten als de Zweedsche heeren waarvan ik sprakvalt het gemakkelijker bun groote vacantie van 3 of 4 maanden aldus te besteden dan voor jonge Dr. S. Beugti was zoo welwillend mij, op mijn verzoek, de volgende gege vens te verschaffen: Budget van het Rijksarchief te Stockholm voor 1900. Kronor. Gulden. Rijksarchivaris7.500= 5.062 50 3 Archivarissen a 4500 13-500 9-112>50 1 Amanuensis. 4.000= 2.700 2 Amanuenses a 3000 6 000 4.0 Bedienden2"9°°Z Buitengewone amanuenses7.700 Bibliotheek 6^° Publicaties van het archief4.500 Bureau-kosten 6.000= 4.050 52.700 35.572,50 De jaarwedde van een archivaris (4500 Kr.) en van een amanuensis (3000 Kr.) wordt na 5-jarigen dienst met 500 Kr., na 10-jarigen dienst wederom met 500 Kr. verhoogd. Onder de buitengewone amanuenses zijn er 4 die een vaste )aarwedde van »uu a 1'200 Kr. genieten. In 1901 is de post „bibliotheek" door den Rijksdag van 600 Kr. op 1000 Kr. gebracht. De vermeerdering dient voor den aankoop van archivalia en van boeken. Bij de jaarwedden moet men in 't oog houden, dat het leven in Stockholm iets duurder is dan in onze groote steden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 8