Over Zweedsche, Noorsche en Deensche archieven. 180 lezing op F. Muller's Catalogus van Nederlandsche historie-prenten" te geven van tamelijk grooten omvang. Niet zoo heel dikwijls, maar toch een enkele maal, heb ik hem hooren spreken over die verzameling, en liet hij haar een belangstellende kijkendan was het hem aan te zien hoe hij genoot bij het vertoonen van enkele zeldzame exemplaren. Yan deze verzameling heeft hij de op de topographie en de historie van Leiden betrekkelijke aan de gemeente vermaakt, zoo na zijn dood nog blijk gevende van zijn liefde en belangstelling in deze. In het begin van het vorige jaar werd Dozy, die wel nooit tot de sterksten zal hebben behoord, door een kwaal aangetast, welke een operatie noodzakelijk maakte. Geheel hersteld daarvan is hij niet meer, maar toch kwam hij weer zoover, dat hij opnieuw gedurende eenigen tijd het archief kon bezoeken en zijn gewone werk verrichten. Tegen het einde van het jaar overviel hem de ziekte, die hem ten grave sleepte. 12 Januari j.l. overleed hij in het Höpital Wallon te Leiden, den 16en Januari werd hij te zijner laatste rustplaats gedragen. Zoolang zijn gezondheid het toeliet, heeft hij gewerkt. Wij zagen het hierboven. Het afgetobde lichaam gaf den arbeid op zijn geest blijft onder onszijn vriendenin dankbare herinnering voortleven. En vraagt men nu, hoe moet onze waardeering zijn van dien arbeid Dan is mijn antwoord tweeërleizij, die Dozy niet hebben gekend, zullen het misschien betreurendat iemand van wiens helder verstand en scherp zinnigheid telkens en telkens uit zoo velerlei, door hem geleverd, blijkt, niet juister maatstaf had voor groote en kleine zaken. Wij, die den mensch hebben gekend, weten dat zijn arbeid, als hij zelf, had les défauts de ses qualités, dat die niet anders kon zijn dan hij zelf was. Maar wij weten ook, dat enkele dier eigenschappen, die hem vooral kenmerkten, als de geestdrift voor het vak zijner keuze, zijn, soms tintelend, vernuft, zijn onverstoorbare goedmoedigheid niet in dien arbeid op den voorgrond treden. En juist deze maken voor mij Dozy's persoonlijkheid onver getelijk. Rotterdam, Maart 1901. SEERP GRATAMA. 181 Aan het verzoek van den redacteur van het Archievenblad, om in dit tijdschrift een en ander mede te 4eelen over de archiefreis, die ik in den zomer van 1900 naar Zweden, Noorwegen en Denemarken deed geef ik gaarne gehoor. Het spreekt wel van zelf, dat ik daarbij niet vooruit mag loopen op het verslag van mijne vondsten, dat van regee- ringswege zal worden gedrukt, en mij hier bepaal tot zulke opmerkingen, die vooral bij de lezers van dit blad op eenige belangstelling mogen rekenen. Het eerste archief, dat ik bezocht, was het Rijksarchief te Stockholm, gelegen op Riddarholmeneen der eilanden, waarop het oudste gedeelte van de hoofdstad van Zweden is gebouwd, door een spoorwegbrug tegelijk ook een brug voor voetgangers, met het Noordelijk gedeelte van de stad verbonden. Het imposante gebouw dat van 1891 dagteekent, bestaat uit drie hooge verdiepingenop de tweede vindt men o. a. de kamer van den archivaris, de leeszaal en de expeditiezaal. De ruimte, voor het bewaren der archivalia bestemdis door ijzeren tusschenschotten in verschillende galerijen verdeeldvoor het vervoer van de archiefstukken is een lift aangebracht maar ook alleen daarvoor, wat ik wel eens betreurd heb als ik op een warmen namiddag de 56 treden beklom, die naar de tweede verdieping geleiden. Het gebouw heeft centrale warm water-verwarming. Het archief is in de maanden September-Mei geopend van 10 tot half 8; dit voor ons vroege sluitingsuur vindt zijn verklaring in het vroeger invallen van de duisternis en het ontbreken van kunstlicht. In de zomermaanden, van l Mei tot l September, kan men, na daartoe verlof te hebben gekregen, twee uur langer aan het werk blijven, sommige dagen van 10 tot half 5, op welk uur ik geregeld met hoofdpijn en honger thuis kwamdaar de Zweedsche dagverdeeling geen halt kent op den weg van ontbijt naar middagmaal; slechts op twee dagen van de week was voor een meer menschwaardig bestaan van de onderzoekers gezorgd, door het archief open te stellen van 10 tot half 3 en van 5 tot 7 uur. Na 2 uur worden echter geen archiefstukken meer door „de expeditie" verschaft; wie dus de namiddaguren nuttig wil besteden, dient te zorgen dat hij in den voormiddag het noodige materiaal bijeen heeft gebracht. Toen ik omstreeks het midden van Juli te Stockholm kwam, vond ik den rijksarchivaris, den heer Odhner, niet aanwezig; ook gedurende Volledigheidshalve vermelden wij in dit verband nog zijn bijdrage in Oud- Holland (jaargang 1897) over den schilder, maar hoofdzakelijk plaatsnijder, Pieter Nolpe. i) Een uitvoerige beschrijving van het archiefgebouw en de geschiedenis van de wording er van vindt men in „Meddelanden fran Svenska nksarkivet XV", p. 457 sqq. Van de hand van lektor Hildebrand vindt men een geschiedenis van het archief in het „Nordisk Familjebok", i. v. Kiksarkivet.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 6