178
worden verricht, vooraf een klare voorstelling gehad, en hadden deze dus
bij hem vastgestaan.
Intusschen, onze betreurde vriend kon aangaande het tot stand komen
der genoemde Yereeniging met recht zeggen: quorum pars magna fui.
Immers met de Roever had hij reeds lang te voren gesproken over het
vereenigen der archivalische krachten in den lande, om zoodoende te komen
tot de verheffing van het archiefwezen en daarbij meerdere kennis en
dientengevolge juistere waardeering van de archivarissen en hun werk te
bevorderen. Ook in het Noorden was deze zaak tusschen eenige rijks
archivarissen ter sprake gekomen, en op den voor hen, die hem bezochten,
onvergetelijk geworden Boekwezendag" te Antwerpen (1890), werd dé
combinatie van beiden door mr. Bondam tot stand gebracht. Het denk
beeld verdichtte zich tot daden en van de Roever en Dozy gingen de
voorbereidende werkzaamheden uitde opstelling der oproepingscirculaire
en van het concept-reglement. Omtrent de handelingen der Yereeniging
van archivarissen is het hier niet de plaats uit te weiden, toch mag het
hier, zij het met bescheidenheid, gezegd: met die oprichting is inderdaad
voor het archiefwezen een goed werk verricht. Bene meriti sunt.
En in de Yereeniging zelve liet Dozy zich niet onbetuigd. Eens
viel hem de weemoedige eer te beurt in plaats van den overleden de Roever
de jaarvergadering te leiden, terwijl hij op de eerste in 1892 inleidde,
en vooraf in ons Tijdschrift besprak de „Scheiding van oud en nieuw
archief". Evenzoo in 1898 2)„De openstelling der oude notariëele archieven".
In hoofdzaak mocht hij zijne denkbeelden door de vergadering gehuldigd
zien. Waar hij niet als inleider optraddaar mengde hij zich toch ge
woonlijk in de discussies omtrent de aan de orde zijnde onderwerpen,
zoodat, ontbrak hij, zijn afwezigheid werd gevoeld. Dozy werd gemistook
en niet het minst bij het op het ernstige deel der vergadering volgend
gezellig samenzijn.
Zoo kan het dan ook niet zijn uitgebleven, dat de in en door de
Yereeniging verkondigde en verbreide denkbeelden op Dozy hun invloed
hebben geoefend, en dat hij inderdaad langzamerhand zijn vroegere een
zijdige opvatting van der archivarissen arbeid heeft laten vareD. Ik maak
dit meer in het bijzonder nog op uit de door hem gevolgde indeeling en
wijze van berging der aan zijn zorgen toevertrouwde verzamelingen, toen
hij ze alle bij elkaar kon samenbrengen in het nieuwe archiefgebouw der
gemeente Leiden. De inrichting ook van het gebouw mag zijn werk genoemd
worden. Het was dan ook steeds met zekeren en niet ongerechtvaardigden
trots, dat hij van „zijn archief" sprak, en er sprak voldoening uit zijn
trouwhartig gelaat, als hij een belangstellende daarin rondleidde. De
Jaargang 1892/93, blz. 9.
2) Arch. BI. Jaarg. 1898/99, bl. 17.
179
beschrijving van het in bijna alle opzichten aan zijn verlangens en tevens
aan de billijke eischen voor een nieuw opgericht archiefgebouw beant
woordend bouwwerk, zal hem dan ook zonder twijfel een bijzonder genot
hebben verschaft.
Te meer nu hij daardoor tevens in staat was al hetgeen omtrent
zijn vaderstad in geschrift of teekening belangrijks was verschenen, zooveel
mogelijk bij elkaar en onder zijn bereik te brengen en het tevens gemak
kelijk voor gebruik en onderzoek te rangschikken. Ook hiervan vertoonden
zich spoedig de vruchtennu hij omtrent hare historie, haar toestand, inrich
ting en omgeving verschillende studies kon publiceeren. Wij noemen hier
onder mededeeling, dat hij uitgebreide aanteekeningen bijeen had gebracht
voor een meer omvangrijk werk over Leiden's geschiedenis en ontwikke
ling slechts
„Kerk en staat te Leiden in het laatst der 16^ en begin der 17e eeuw".2)
„Nicolas Clignet, maitre de poste a Leide". 3)
„Leiden's omgeving in vroeger dagen, voordracht, gehouden in de
bijeenkomst van het Departement Leiden der Maatschappij tot Nut van
het Algemeen, 11 Jan. 1900".
„Hoe Leiden er vroeger uitzagschets van het uiterlijk der stad in
verschillende tijdvakken en beschrijving van hare voornaamste kaarten, 1900".
Sluiten wij de opgave van zijn arbeid op dit terrein met de mede
deeling, dat hij in de Revue internationale des archivesdes bibliothèques et
des musées, van 1896, plaatste een Notice sur les archives des Pays-Bas,
waartoe zijn nadere bekendheid met II. Stein, archiviste-paléographe aan
de Archives Nationales te Parijs, aanleiding gaf. Een nadere bekendheid,
die wederom Stein in betrekking tot de Yereeniging van archivarissen
bracht.
Wij spraken van Dozy's zin tot verzamelen hij uitte zich o. a. in
een handleiding tot „Het verzamelen van munten en penningen", die hij
in 1880 gaf, in hetzelfde Handboek voor verzamelaars, waarin o. a. ook
de Roever de afdeelingen zegels en handschriften behandelde. Ook voor
prenten, bepaaldelijk historie-prenten, had hij een bijzondere liefhebberij.
Zelf bezat hij daarvan een zeer merkwaardige verzamelingwaarvan de kern
bestond in een collectie, indertijd door den oud-burgemeester van Lelyveld
bijeengebracht en welke door Dozy werd overgenomen. Deze verzameling,
later steeds uitgebreid o.a. door een aankoop van den heer Muller Massis,
destijds emeritus-predikant te Oosterbeek, stelde hem hoofdzakelijk in staat
in het Archief voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis (1888/90) een „Na-
1) Arch. Bl. Jaarg. 1896/97 bl. 57.
2) Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederl. Letter
kunde 1897/98.
3) Bulletin de la Commission de 1' histoire des églises wallonnes, 1899.