214
veel bezwaren verbonden: te moeilijk ware het geweest steeds de juiste
werkkrachten voor ieder werk te vinden, tallooze onderhandelingen waren
te wachtengroot tijdverlies ware daarvan het gevolg geweest. Daarom
gaf men steeds wat men geven kon. En dit is blijkens de opgave niet weinig
geweest. Toen von Sybel in 1895 overleed, besloot de Yerwaltung niet
meer als te voren 4 deelen per jaar uit te geven en zich te beperken tot
de algeraeene geschiedenis van den staat, en niet meer de Territoria! -
geschichte daarin te betrekken. Deze laatste behoorde te worden over
gelaten aan plaatselijke krachtenhoewel zij gesteund zou worden door
de Yerwaltung. Bovendien zou men zich onthouden van uitgavenreeds
door anderen ontworpen.
De 3 volgende paragrafen geven een overzicht van publicatiën uit
archieven ondernomen door Droysen, de Berlijnsche Academie van Weten
schappen en wetenschappelijke provinciale vereenigingenwaarbij er op
wordt gewezenhoe steeds de archivarissen zooveel mogelijk dien arbeid
steunden.
Doch ook in andere richting waren de archiefbeheerders naar buiten
werkzaam. Reeds eene halve eeuw geleden werd de noodzakelijkheid inge
zien dat van wege de Verwaltung men zich op de hoogte stelde van
„den Archivbezirk betreffenderhistorisch bedeutender Archivalien". In
de instructie voor de ambtenaren der provinciale staatsarchieven d.d. 1867
werd hun dan ook opgedragen, zich van zulke stukken op de hoogte te
stellen en te trachten afschriften daarvan te nemen ter deponeering in
de staatsdepots. Terecht acht de heer Koser dit onuitvoerbaar wegens
de groote massa der te nemen afschriften, waarvoor kwalijk ruimte zou
gevonden kunnen worden. Wel acht hij mogelijk het maken van
opgaven dier stukkenal moet hij er aan toevoegendat de arbeidskrachten
daarvoor uitbreiding behoeven. Bovendien heeft de staat geen „Aufsichts-
„recht", behalve over de stedelijke archieven; en ten behoeve van deze is
dan ook meermalen ingegrepen. Eene oplossing heeft men eenigermate
gevonden in de centralisatie van stedelijke archieven in rijksdepóts; dit
heeft zijne bezwarendoordat plaatselijke beoefening der geschiedenis
daardoor gedood wordt; het bleek daarentegen soms dringend noodig
wegens de verregaande verwaarloozing door stedelijke besturen. Op andere
plaatsen daarentegen bleven de archieven onder de hoede der besturen,
nadat zij van wege de Verwaltung geordend waren. Doch slechts enkele
steden hebben een archivaris.
Ook zijn reizen door archief-ambtenaren gedaan ter opsporing van
archivaliëndoch meestal werden slechts algemeene opgaven verkregen
uit grootere plaatsen. Afdoende verbetering kan slechts worden aange
bracht door medewerking der provinciale besturen en vereenigingen. Nadat
twee Zuid-Duitsche Staten (Baden en Wurtemberg) waren voorgegaan, is
215
het goede voorbeeld in de Rijnprovincie en Westfalen gevolgd, terwijl
ook in andere staten een begin is gemaakt. De ervaring heeft daarbij
tevens geleerddat vaste regelen in dezen niet zijn te stellendat plaat
selijke omstandigheden hun invloed daarop doen gelden; terwijl de taak
der Archivverwaltung is, zoo noodig geldelijken steun te verleenen.
Daarna wordt een kort overzicht gegeven van het gebruik van de
staatsarchieven gemaakt en van de bepalingendaaromtrent geldend.
Daaruit blijkt, dat in 20 jaren (1880—1899) het aantal „Privatbenut-
„zungen" van 1044 kwam op 2485. Daarvan waren persoonlijk 419 in
1880 tegen 879 in 1899, terwijl ook het aantal werkdagen gelijken tred
hield en van 4427 tot 11906 klom. De „amtliche Benutzungen" stegen
daarentegen slechts van 602 tot 893. Het aantal wetenschappelijke ambte
naren, in 1854 21, klom in 1875 tot 43, in 1896 tot 59in 1900 tot 71.
Ten slotte wordt in bijlage 1 een overzicht gegeven van de werk
zaamheid der pruisische staatsarchieven en in bijlage 2 opgave gedaan
van de ambtenaren aan die archieven verbonden.
Met opzet gaf ik een ietwat breed overzicht, opdat daaruit moge
blijken, van hoe groot belang voor ons is de kennisname dier Mitthei-
lungen. Met grooten ernst is deze uitgave voorbereid en ook de sedert
verschenen Hefte toonen aan, dat inderdaad deze uitgave hoogst nuttig is.
Bij een enkel punt moge ik nog stilstaan.
De zorg van den staat voor de oude archieven van gemeenten,
waterschappen, veenderijen is ook ten onzent besproken. Bij die bespreking
werd de vrees geuit voor een onzuivere eindstemming, omdat letterlijk
geen tweetal personen op hetzelfde standpunt stonden. Yolkomen juist,
die stemming was niet geheel zuiver. En nog erger ware het geweest,
wanneer het besluit dier meerderheid aanleiding had gegeven tot een
algemeenen maatregel voor alle provinciënalthans bij den tegenwoordigen
toestand. Daarnaast mag echter de vraag gesteld wordenof het niet
gewenscht ware te verkrijgen zorg en toezicht van daartoe bevoegden
voor alle archieven. En dat dit mogelijk en dienstig ware, zal niemand
betwisten. De wijze, waarop dit zou moeten geschieden, zou niet in
alle provinciën dezelfde zijn, maar is dit eene noodzakelijkheid?
Ongeschikt is als grens der openbaarheid der archieven zonder for
maliteiten aangenomen het jaar 1700; beter wordt bij ons ruimer opvatting
gehuldigd, al is het, gelijk Mr. Eruin betoogde, dat hierin de archiva
rissen meer handelen op eigen gezag.
Terecht is men daarentegen van meening, dat men moet trachten
de staatsarchivarissen in hun ambt te behouden door de toekenning van
een behoorlijk tractement (7200 Mrk. vergoeding van woning), terwijl
de wetenschappelijke ambtenaren kunnen opklimmen tot 6000 Mrk. -f-
vergoeding van woning. Bij ons zijn de cijfers ongeveer de helft!