212 vestigde. Bij besluit van den Minister van Binnenlandsche zaken d.d. 1 December 1897 is bepaald, dat de Algemeene rijksarchivaris en de rijksarchivarissen in de provinciën bevoegd zijn om zonder nadere macliti- ting archiefstukkendie tot hun depót behoorentijdelijk te deponeeren in de rijksarchiefgebouwenin de vier universiteitsbibliotheken en in de archieflokalen der gemeenten Amsterdam, Dordrecht, Gouda, Kampen, Nijmegen en Rotterdam, waarbij later nog Deventer gevoegd is. Aller eerst valt het opdat hierbij de Koninklijke bibliotheek niet genoemd wordt. Het is waar, men kan een archiefstuk deponeeren op het Alge meen rijksarchief, en diegene, die dat stuk te 's-Gravenhage raadplegen wil, is dus in de gelegenheid het daar te zien, maar wanneer die belang stellende, zooals dikwijls genoeg zal voorkomen, iemand is, die over dag bezet is, een leeraar aan het gymnasium of de hoogere burgerschool b.v.dan zou het hem toch veel waard zijn, zoo hij het stuk raadplegen mocht in de Koninklijke bibliotheek, die ook 's avonds geopend is. Ook is niet helder, waarom naast het Algemeen rijksarchief de Koninklijke bibliotheek niet genoemd wordt en naast het gemeentearchief te Amster dam de bibliotheek aldaar wel. Nog sterker, onze collega's te Amsterdam en te Leiden worden zonder plausible reden over verschillende kammen geschoren. Wil mr. Veder een archiefstuk van elders raadplegen, het wordt in zijn eigen archief gedeponeerd, mr. Overvoorde moet zich in een dergelijk geval eene wandeling naar de bibliotheek getroosten. En dan eindelijk is niet recht duidelijk, waarom alleen de gemeenten Amster dam, Deventer, Dordrecht, Gouda, Kampen, Nijmegen en Rotterdam zoo bevoorrecht zijn. Is het, omdat in die gemeenten brandvrije archief gebouwen aanwezig zijn? Neen, slechts in sommige is dat het geval, en juist Leidenwaar een brandvrij archiefgebouw aanwezig is, ontbreekt. Zijn dan die gemeenten de eenige, wier archieven onder het beheer van wetenschappelijke archivarissen staan Andermaal neen. Wij herinneren hier slechts aan Utrecht, Haarlem, Middelburg en andere provinciale hoofdsteden. Toch zouden ook de archivarissen dier gemeenten er zeker prijs op stellenzoo hunal ware het slechts voor hen zelf en hunne ambtenarendezelfde faciliteit werd verleenden er is moeilijk een grond denkbaar, waarom de Regeering hun wel doorloopend de rechterlijke archieven en niet tijdelijk andere archiefstukken zou toevertrouwen. Dat ook in deze eenige aandrang door onze Vereeniging op de Regeering worde geoefend, schijnt gewenscht te zijn. 213 Boekbespreking. Mittheilungen der K. preussischen Archivverwaltung. Heft I. Dr. R. Koser. Ueber den gegenwartigen Stand der archivalischen Forschung in Preussen. Leipzig. 1900. Een vaktijdschrift voor archiefwezen heeft steeds een moeitevol be staan dank zij den kleinen kring van belangstellenden. Nog niet lang geleden is eene Fransche revue, die hoopte te kunnen leven door internationaal te zijn, overleden. Pogingen om een gelijk doel te berei ken door het uitgeven van brochures werden al niet met beteren uit slag bekroond. De kleine kring der lezers droeg echter slechts een deel der schuld, voor een ander deel was zij te wijten aan de geringe belangstelling, die het archiefwezen in vroeger dagen genoot. Thans is de kentering daar. Nog is de tijd niet gekomendat het groote publiek eene flauwe notie heeft van het groote nut (ook practisch en op geld waardeerbaar!) der archieven; nog wordt de archivaris, o zoovaak, op „ingenue" wijze gepolst, waarmede hij eigenlijk zijn goeden tijd zoek brengt; nog meent men, dat het hart hebben voor zijne taak den archi varis op zijn tractement mag gekort worden, maar langzamerhand toch wordt de toestand beter, en geen archivaris zal zich beklagen, wanneer de geheimzinnige luister van zijn ambt geheel verdwenen zal zijn. Daarom achtte de preussische Archivverwaltung thans den tijd gekomen, waarop Mittheilungen harerzijds met genoegzame belangstelling zouden ontvangen worden; mededeelingen van zuiver wetenschappelijk gehalte: „theils zur Aufnahme von Uebersichten über die Bestande der Staats- „archive bestimmt, theils zur Sammlung von fachwissenschaftlichen Bei- dragen, Erörterungen über Fragen der Verwaltung und Archivtechnik „Berichten über archivalische Forschungsreisen und wisssenschaftliche „UnternehmungenDarstellungen der Geschichte der einzelnen Archive „und Beschreibungen über Unterkunftsstatten. Auch bleibt es vorbehalten, „kleinere in sich geschlossene Aktengruppen von besonderer Bedeutung „an dieser Stelle zum Abdruck zu bringen." Als eerste gave wordt ons geboden een opstel van den General- director der Staatsarchive Dr. R. Koser: „Ueber den gegenwartigen „Stand der archivalischen Forschung in Preussen". In de eerste plaats bespreekt hij „die Publicationen aus den K. preussischen Staatsarchiven". Bismarck gaf ook hier den stoot. Als minister-president was hij tevens „Chef der Archivverwaltung" en spoorde in 1875 prof. von Sybel, bij zijn optreden als „Direktor der Staatsarchive", aan tot het uitgeven van stukken betreffende de nieuwe geschiedenis, tot dien tijd stiefmoederlijk behandeld. Het noodige subsidie werd bewilligd en sedert 1878 ver schenen de Publicationen. Aan een bepaald systematisch plan waren te

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 24