204
vangen. Die eerste verdiepingvan welker inrichting een plattegrondje
is bijgevoegd bestaat in een groot middenvertrekM. 6 lang bij M. 7
breed en M. 5 hoog. Een eikenhouten schot ter hoogte van M. 2.20 deelt
de ruimte in tweeën. De eene afdeeling uitziende op de Sassenstraat
doet dienst als werkkamer der ambtenaren en als leeskamer voor het
publiekterwijl het andere gedeelte, aan de zijde van het Van-Nahuysplein,
de bibliotheek bevaten tevens als werk- of sorteerkamer voor den archi
varis kan dienen. Zijn gewoon verblijf houdt deze ambtenaar in een der
torenkamertjes op deze verdieping. Aan de andere zijde is een torenka
mertje ingericht voor den concierge-binder.
De zoldering steunt op zware balken met kinderbalken van Ameri-
caansch greenen hout. Verder is de betimmering van zgn. gefumeerd
eikenhoutwaardoor het geheel een antiek cachet verkrijgt. De in lood
gekaste ruitjes dragen medaillons met de wapens van het Rijkde Provin
cie of een der Overijsselsche steden.
In het eiken beschot dat het middenvertrek deelt, bevindt zich eene
soort van niswaarin de kachel is geplaatst. Deze nis is aan weerszijden
gepolychromeerd. Aan de eene zijde [leest men in het latijn der 15* eeuw,
met Gothieke letters deze dichtregelen ter eere der Koninginne-Moeder
tijdens de restauratie Koningin-Regentesse
„Fungens Emma regio illustris officio
Hoc edificium restituit egregium
Altero quorum signa pone depicta
Vides curante altero adhortante."
In het midden van het vaers prijkt het Nederlandsche wapen lager
ziet men de wapens van Overijssel en Zwolle.
Ter eere van den restaurator van het gebouw en van den toenmaligen
Commissaris der Koningin wiens steun de uitvoering mede zeer heeft
begunstigdzijn aan de andere of achterzijde (pone) der nis de geslachts
wapens (signa) aangebracht van jhr. mr. de Stuers en van jhr. mr. van
Panhüys terwijl de jaarcijfers 1893 en 1898 de tijdsruimte aangeven
waartus8chen de restauratie zich heeft bewogen.
Aan deze zijde ziet men eene afbeelding van de Sassenpoort en het
stadswapen.
De torenkamer van den archivaris, schoon klein, vormt met zijn
eikenhouten betimmering en gepolychromeerde muren geen ongezellig
schrijfvertrek. Op de Gothische schouw ziet men de beide wapens op
verschillende tijden gevoerd door het geslacht van Ittersum, ter gedach
tenis aan dien Wolf v. I., van wien boven gewaagd is, en van den
lateren thesaurier-generaal van Overijssel Robert van I. met zijne lijfspreuk:
„Mijn verwerff es Godt"; daaronder „Fide, sed cui vide".
Tot eene hoogte van M. 1.30 heeft de muur eene gobelin-beschilde-
205
ring, die in een breeden band eindigt, waarop de bekende woorden van
Camphuysen„Ach, waren alle menschen wijs" etc.
In het vertrek der ambtenaren komt eene lift uit, bestemd voor het
aflaten of ophalen van stukken enz. uit eene hoogere verdieping.
Eene voortgezette bestijging van den torentrap voert ons naar de
tweede verdieping, de eigenlijke bewaarplaats der archieven. De hoogte
is hier M. 4.75. Dit middenvertrek is in ruimte gelijk aan dat op de
eerste verdieping, behalve dat zich hier in stede van twee, vier hoekka-
mertjes bevinden, daar de beide torens naar de stadszijde zijn uitgebouwd.
Het vertrek is geheel bezet met kasten of houten gestellen, ter berging
van de archiefstukken. Ook op deze verdieping is de oude inrichting
van den toren bewaard gebleven.
Aan de zijde van het Yan-Nahuysplein ziet men eene eenigszins uit
gebouwde ruimte, de zoogenaamde machicoulis, van waar men door in
den bodem aangebrachte gaten de vijanden aan den voet van den toren
met kokende olij, steenen of andere projectielen kon ontvangen. Deze
ruimte meet M. 4.45 in de lengte, bij M. 1.61 in de breedte en M. 2.31
in de hoogte. In den muur daarachter is de opening voor den ketting,
waaraan de hamei in de poort hing. De gleuf, waardoor dit hek werd
omhoog getrokken, is nog aanwezig.
Nog hooger klimmende, bereikt men de derde verdieping, die de
zelfde ruimte heeft als de tweede, minus de machicoulis. Deze verdieping,
door de stad van het Rijk in huur verkregen, herbergt het oud-archief
der gemeente Zwolle. De hoogte van dit vertrek is M. 3.26. Ook hier
zijn de noodige kasten en stellen aangebracht tot berging der archivalia.
Op den zolder heeft het nieuwe en goed loopende uurwerk zijne plaats.
Voorzorgen tegen brandgevaar, waaronder een bliksemafleider, zijn
op behoorlijke wijze genomen.
Ten slotte een enkel woord over de bruikbaarheid der Sassenpoort
als archiefgebouw.
Nog ten vorigen zomer bestonden enkele inconvenientenvooral lastig
in een gebouw voor den dagelijkschen dienst bestemd. Doch met dank
baarheid wensch ik te verklaren dat die bezwaren reeds nu grootendeels
uit den weg zijn geruimd.
De verwarming der eerste verdieping, die te wenschen overliet, is
thands geheel in orde; het hinderlijke tochten van sommige vensters is
door gedeeltelijke verdubbeling dier ramen goeddeels weggenomen; bin
nenkort zal beproefd worden de voor archieven zoo heilzame warme en
droge lucht toegang te verschaffen tot de 2e verdieping, de eigenlijke
bewaarplaats. Eén ding intusschen blijft jammer. De capaciteit van den