198 maar dikwijls ook den inhoud van een geheele portefeuille, soms van meer dan één. De omschrijving laat vaak veel te wenschen over; bij brieven wordt her haaldelijk alleen de naam van den afzender en niet die vau den geadresseerde medegedeeld, hoewel deze toch uit het stuk blijkt; meestal wordt niet opgegeven over welk onderwerp een brief handeltopschriften als „Söfarts- sager 1627 1639" zijn niet zeldzaam en passen niet in het systeem zoo hier van een systeem gesproken kan worden daar in tal van andere stukken uit de genoemde jaren ook uitsluitend over scheepvaart aangelegenheden wordt gehandeldwie daarvan een studie zou willen makenzou slechts een gering deel van de voor hem belangrijke stukken ter inzage bekomen, zoo hij zich bepaalde tot de fiches met het gemelde opschrift. Ook vindt men hier een groot aantal stukken die zonder twijfel in een der afdeelingen B of C thuis behoorenik zou dit met allerlei voorbeelden kunnen aantoonen. Een ander maal ligt een brief op zijn jaartal, maar een daarbij behoorend ongedateerd stuk heeft men niet tehuis kunnen brengen en in een omslag gelegd met een of ander myste rieus opschrift De verdeeling tusschen de secties „Holland" en „Spanske Nederlande" geeft soms ook aanleiding tot moeilijkheden. Onder „Holland" vond ik een fiche, getiteld „Originale Breve till danske Konger fra hollandske Staeder (origineele brieven aan Deensche koningen van Hollandsche steden) 1524 1700." In deze portefeuille lagen een groot aantal brieven van vóór 1568, die dus, volgens het aangenomen systeem, in de sectie „Spanske Nederlande" behoorden. Daarentegen zijn de brieven van Willem van Oranje aan den koning van Denemarken over de sectiën „Spanske Nederlande" en „Holland" verdeeld, naarmate zij van vóór of van na 1568 dagteekenen; maar bij de eerste ligt er ook een van 1577. Ik mag dus niet verbergen, dat de inventariseering van deze afdee- ling A naar mijne meening te wenschen overlaat; een groot deel er van kon veel beter systematisch worden gerangschikt. Wil men daarnaast dan den chronologischen inventaris behouden en voor sommige onder zoekingen kan dit zeer gewenscht zijn dan schijnt het aanbeveling te verdienendat de opschriften van de fiches vollediger en juister den inhoud van de stukken aangeven, dan thans het geval is. Behalve de afdeelingen AB en C bestaat er nog een, getiteld „Pergamentbreve"hoofdzakelijk privilegiën, verdragen en dergelijke stukken bevattende, waarvan de inhoud in den chronologisch bewerkten ms. inventaris zeer voldoende is aangegeven. Eindelijk vond ik ook ver schillende voor onze geschiedenis belangrijke portefeuille's in het marine archief, waarvan een systematische inventarisin ms.bestaat. Het koloniale archief is nog slechts voorloopig geordend. Mr. Heeres had, 199 vóór mijn vertrekmijn aandacht daarop gevestigdomdat er mogelijkheid bestond, dat ik daarin een en ander zou vinden over de pogingen van de Denen om zich in den Oostindischen archipel te vestigen; maar ik heb er slechts weinig uit kunnen aanteekenenomdat in de portefeuille's, die men mij toonde, dikwijls nog geen spoor van ordening was te ont dekken. Ten slotte vermeld ik nog de voor ons zoo bizonder belangrijke serie van de boeken van den Sonttolde statistische gegevensdie daar uit te verkrijgen zijnzullen binnen niet al te langen tijd worden gepu bliceerd, met ondersteuning van het Carlsbergfondsdat daarvoor een aanzienlijke som heeft beschikbaar gesteld Bij het raadplegen van den inventaris werd mijn aandacht getrokken door een opschrift „Regn- skaber for Oeresunds- og norsk Told af hollandske Skibe, oppebaaren i hollandske Staeder 1658—1665" (rekeningen van den Sonttol en den Noorschen tol, van Hollandsche schepen in Hollandsche steden geïnd 1658—1665). Toen ik de bedoelde registers ter inzage verzocht, bleken het mij de boeken te zijn, waarin aanteekening werd gehouden van den Sonttol en den Noorschen tol, tusschen 1658 en 1665 in Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik door Hollandsche ontvangers en convooimeesters van de naar Noorwegen en de Oostzee vertrekkende schepen bij anticipatie gehevenopdat de provincie Holland aldus de rente zou ontvangen van het door haar aan den koning van Denemarken geleende kapitaal. Yoor de statistiek van onze vaart op Noorwegen en de Oostzee zijn deze boeken van groot belang; zij zjjn klaarblijkelijk later bij de finale afre kening aan den koning van Denemarken overgeleverd om als bewijs te dienen voor het bedrag der som, die op deze wijze was geïnd. Wanneer in het Algemeen Rijksarchief te 's Qravenhage geen copieën (of origi- neelen van deze boekeu bewaard worden, is de vondst van eenig belang. De documentenbetrekking hebbende op de verhouding tusschen Dene marken en ons land, worden, voor zooverre zij van na 1750 zijn, in het archief van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken bewaard. Ik bracht dus een bezoek bij den archivaris van dat ministerie, Baron Zytphen-Adeler ten einde ook van deze collectie het een en ander te kunnen aanteekenen. Tevoren was mij reeds medegedeeld dat de tijd en de groote werkkracht van dezen „archivaris" bijna geheel in beslag worden genomen door zijne bezigheden als secretaris van den Minister en dat ik hoogst waarschijnlijk geen geordend archief zou aantreffen. Deze voorspelling kwam uit. Baron Zytphen-Adeler ontving mij met de meeste welwillendheid, maar een inventaris van zijn archief bleek niet aanwezig te zijn en ook aan mijn verzoek, om mij althans enkele porte- Nadere mededeelingen daarover in het artikel van Prof. ScnaïEK, getiteld: „Zur Orientirung iiber die Sundzollregister"in Hansische Geschichtsblatter Band IX (Jahrgang 1899) p. 111 en 112.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 15