108 medegenomen. Reeds dr. Japikse was in de N. R. O. tegen de zonder linge bewering opgekomen, dat men werken over vaderlandsche geschie denis enz. nooit in archiefdepöts aantreft. In den raad zelf kwam de Burgemeester voor het goed recht van den archivaris ophij toonde aan dat de gemeentelijke bibliotheek oorspronkelijk alleen ten behoeve van den archivaris en de andere gemeenteambtenaren was bijeengebracht en eerst later voor het publiek toegankelijk was gesteld. De verschillende voorstellen om de bibliotheek meer toegankelijk en bruikbaar te maken, werden aangehouden. Door den raad der gemeente Amsterdam is 27 October 1900 vast gesteld de volgende verordening, regelende het getal, de titulatuur en de jaarwedden van het administratief personeel van het gemeentearchief Art. 1. Behalve den Gemeente-Archivaris zijn ten Archieve dezer Gemeente werk zaam vier ambtenaren. Art. 2. Deze ambtenaren hebben den titel van Commies; een hunner tevens dien van Adjunct-archivaris. Art. 3. Twee hunner genieten een jaarwedde van f 1700.tot f 2500.—, terwijl de twee anderen eene jaarwedde ontvangen van f 1000.— tot /'1600.— Art. 4. Deze Verordening treedt in werking op 1 Januari 1901. Gelijk reeds vroeger (zie blz. 61) is medegedeeld, hebben Burgemeester en Wethouders van Zwolle bij den gemeenteraad een voorstel ingediend tot wijziging der met den Staat geslotene overeenkomst betreffende de bewaring van het oude gemeentearchief, in dien zin, dat de gemeentelijke archiefstukken op denzelfden voet zouden kunnen worden uitgeleend als die, welke rijkseigendom zijn. Met goedkeuring der RegeeriBg hadden Burgemeester en Wethouders daarbij evenwel deze restrictie gemaakt„dat wanneer het buitengewoon kostbare archiefstukken geldt of wel stukken, waarvan de raadpleging naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders of van den archivaris zou kunnen leiden tot benadeeling der gemeente, de archivaris het uitleenen daarvan zal weigerenbehoudens beroep van den belangstellende op Burgemeester en Wethouders, ingeval de archivaris de uitleening meent te moeten weigeren en dat de speciale machtiging van dat college wordt gevorderd voor het uitleenen van stukken, te raad plegen elders dan in de (door den Minister genoemde) lokalen." In de raadszitting van 19 November bleek bij een gedeelte der raadsleden bezwaar hiertegen te bestaan. Men wilde meer vrijheid, en stelde daarom voor, dat van de weigering tot uitleening van stukken van den archivaris 109 beroep zou vallen op den raad en niet op Burgemeester en Wethouders. Na eene verwarde discussie werd dat amendement verworpen en staakten de stemmen over het oorspronkelijk voorstel. In de zitting van 10 December werd het aangenomen. Naar aanleiding van het besluit van de Algemeene Synode der Nederlandsch Hervormde Kerk om aan de provinciale en classicale besturen en de kerkeraden te ontraden de oude archieven in de rijks bewaarplaatsen in bruikleen te geven (zie blz. 55), is door het bestuur der Yereeniging van archivarissen een schrijven tot dat college gericht met verzoek om te willen mededeelen, op welke gronden dat advies steunt. Naar aanleiding van het besluit van de Nederlandsche Yereeniging voor Gemeentebelangen om voor te bereiden de uitgave van eene hand leiding voor de kennis van het oude letterschrift in oude Nederlandsche oorkonden (zie blz. 57), is het bestuur dier vereeniging met dat van de Vereeniging van archivarissen in overleg getreden over de middelen om dat plan te verwezenlijken. Het bestuur der Vereeniging van archivarissen gevoelde veel instemming met het plan, voornamelijk ook omdat zij, die zich voor eene betrekking bij het archiefwezen wenschen te bekwamen, behoefte hebben aan een Bandboekwaaruit zij de noodige kennis omtrent het oude schrift kunnen opdoen. Ook professoren in de Nederlandsche letteren en de theologie hadden ten behoeve hunner leerlingen instemming met het denkbeeld betuigd. Intusschen begreep dat bestuur, dat voor de archivarissen behoefte bestond aan een meer uitgebreid werk dan dat wat de Yereeniging voor Gemeentebelangen op het oog had. De studie der archivarissen behoort in deze dieper te gaan en meer te omvatten dan die der gemeentesecretarissen. Daartegenover staat echter, dat waar (afgescheiden van totaal verouderde werken) nog nimmer een geschrift over Nederlandsche palaeographie verschenen is, de voorstudie, die noodig zal zijn om eene handleiding voor gemeentesecretarissen te kunnen samenstellen, geheel dezelfde zal zijn, als die, welke vereischt zal worden om een handboek voor archivarissen tot stand te brengen. Het bestuur der Vereeniging van archivarissen stelde dus voor met het bestuur der Yereeniging voor Gemeentebelangen samen te werken, om tot stand te brengen zoowel eene meer populaire handleiding voor gemeenteambtenaren als een meer wetenschappelijk handboek voor archivarissen. In beide geschriften zouden dezelfde lijsten van afkortingen en dezelfde afbeeldingen van oude handschriften voorkomenhetgeen de kosten van uitgave aan zienlijk verminderen zou. Daarentegen zou in het handboek ook het schrift van in het latijn gestelde stukken besproken worden en uitvoeriger gehandeld over de ontwikkeling der verschillende schriftvormendan in de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 26