106
een door prins Maurits eigenhandig geschreven stuk op perkament aan
den sultan van Atjeh. Naar aanleiding daarvan kunnen we mededeelen,
dat de gevonden brief een duplicaat is van den in het Koloniaal archief
berustenden brief d.d. 11 December 1600, welke gereproduceerd is achter
de brochure van Mr. Banck Atchin's verheffing en val. Waarschijnlijk
heeft men zich de zaak zoo voor te stellendat aan elk der vier schepen
waaruit de expeditie van Le Roy en Bicker bestond, een exemplaar is
medegegevendit was bij overzeesche expeditiën gebruikelijk. Het exem
plaar, dat op het Algemeen Rijksarchief berust, is dat, hetwelk door het
Atjebsche gezantschap in 1603 naar Holland mede werd teruggenomen
en aan Prins Maurits teruggegeven bij wijze van geloofsbrief (zie Banck
blz. 25). In den Kraton moeten in 1874 nog twee exemplaren door
Nederlandsch-Indische militairen zijn buitgemaakt. Het eene is het thans
te Padang voor den dag gekomene, het andere is sedert 1879 in het
bezit van het Bataviaasch Genootschap (zie Tijdschrift van dat Genootschap,
XXV, 162). De brief is natuurlijk niet door Prins Maurits geschreven,
wel onderteekend.
Naar aanleiding van een in het Brielsch archief ingesteld onderzoek
naar den datum van den doop van den zeeheld Philips van Almonde,
is de archivaris door den gemeenteraad gemachtigd een onderzoek in te
stellen naar de middelen om onleesbaar geworden schrift weder leesbaar
te maken.
Op voorstel van Burgemeester en Wethouders van Middelburg is de
commissie uit den raad ten behoeve van de oudheidkundige verzameling
en het oud archief der gemeente opgeheven.
De dezer dagen uitgekomen bijlage van de Handelingen van den
gemeenteraad van Delft bevat eene missive van B. en W., waarin deze,
overeenkomstig de toezegging in hunne Memorie van beantwoording van
het Algemeen verslag der afdeelingen van den raad over de behandeling
der gemeentebegrooting voor 1901 mededeelingen doen omtrent het
gemeente-archief, de bibliotheek, het museum en de werkzaamheden van
den archivaris, mr. dr. II. S. Veldman. Deze mededeelingen zijn een
antwoord op de in twee afdeelingen gestelde vragenwanneer de hulp
van den archivaris zou kunnen worden ontbeerden of de ordening van
het archief nog niet als geëindigd kan worden beschouwd.
Toen de archivaris vóór vier jaren zijn betrekking aanvaardde
zeggen B. en W. was er op de charterkamer een chaos van boeken
en papierenplaten en voorwerpendie in de eerste plaats uit elkaar
gezocht moesten worden. Spoedig kwam bij den archivaris het idee op
107
een museum te stichtenom daarin de platen en voorwerpen te ordenen
Bij onderzoek bleek, dat de gemeente in het bezit was van een 3000-tal
platen en prenten, die vervolgens werden beschreven, zoodat in den
loop van 1898 twee catalogi daarvan konden worden gedrukt
Daarna werd met kracht de hand geslagen aan de ordening van de
bibliotheek. De nu geheel omgewerkte catalogus bevat ongeveer 4000
nummers Tegelijk met de vorige werkzaamheden werd een aanvang
gemaakt met het beschrijven van voorwerpen in het museumlokaal. Deze
catalogus is bijna gereed en zal bestaan uit ongeveer 700 nummers
In het begin van dit jaar werd de ordening van het archief ter hand
genomen. Een gedeelte daarvan is beschreven door wijlen mr. Soutendam
maar zelfs deze beschrijving is öf onvolledigzoodat de aard van het stuk
daaruit volstrekt niet gekend kan wordenöf niet in overeenstemming met
de nieuwe leer. Alle stukken moeten dus opnieuw beschreven worden
En wanneer dan eindelijk al deze arbeid is verricht en de archief
stukken beschreven zijnwat hebben wij dan Dan weet men den weg
in het archief en zullen zoowel gemeente als particulieren daarvan de
vruchten plukken. Maar en hierop meenden B. en W. te moeten
wijzen dan zal het zeer de vraag zijn, of dan de hulp van den
archivaris, die met het archief één is geworden en die daardoor in staat
is onschatbare diensten te bewijzen bij het doen van nasporingen, gemist
zal kunnen worden.
B. en W. zijn dan ook van oordeel, dat de finauciëele opofferingen
die de gemeente zich ter wille van het archief getroost, zeer klein zijn
in verhouding tot de diensten, die de archivaris bewijst. Aan het slot
van hun schrijven (in overeenstemming waarmede de raad de jaarwedde
van den achivaris voorloopig voor den tijd van een jaar heeft toegestaan)
geven B. en W. als hunne overtuiging te kennendat de archivaris in
de afgeloopene vier jaren getoond heeft met "kracht te werken, en dat zij
het in het belang van de gemeente zeer zouden betreuren, indien de
betrekking van archivaris werd opgeheven.
In den gemeenteraad van Rotterdam is de verhouding tusschen archief
en bibliotheek ter sprake gekomen. Van verschillende zijden was reeds
vroeger aangedrongen, om maatregelen te nemen om de bibliotheek meer
toegankelijk te maken voor het publiek. In een adres werd o a. er over
geklaagd, dat de archivaris bij het overbrengen van het archief van het
museum Boymans naar het gebouw aan de Mathenesser laanuit de evenzoo
in Boymans bewaarde bibliotheek allerlei „werken over vaderlandsche
geschiedenis, plaatsbeschrijvingen van verschillende steden, kortom eene
reeks boeken, die men nooit in archieven hier te lande aantreft," had