76 in figuurlijken zin gesprokenis „nourri dans le sérail". Zelfs kleine gemeenten zouden op deze wijze met haar archief kunnen handelen. Gelijk mij uit betrouwbare bron is medegedeeld, is dit reeds met twee gemeenten het geval, heeft n.l. IJsselstein haar archief naar Utrecht, Enkhuizen haar archief naar Haarlem overgebracht bij het rijksarchief Naar mij voorkomt, zou op deze wijze een afdoende verbetering voor de gemeente-archieven zijn te verkrijgen. Ik meen te mogen veronder stellen dat ik in dit opzicht een bondgenoot in Mr. Muller zal vinden. A. DUPARC. Leeuwarden, 5 November 1900. Aan den Edelachtbaren Heer A. Duparc lid van den Gemeenteraad van Leeu warden 2). Edelachtbare Heer Een bijzonder genoegen heeft het mij gedaandat U de moeite hebt willen nemen, zoo uitvoerig in te gaan op het onderwerp, dat ik mij veroorloofd heb, in mijne openingsrede van 16 Juni aan de orde te stellen. Een bijzonder genoegen, want nog altijd ben ik deze droevige zaak niet vergeten. En met niemand liever wil ik daarover praten dan met U het eenige raadsliddat opgewektheid gevoeldeom voor eenige maanden het Dagolijksch Bestuur Uwer gemeente te weerspreken (zij het ook niet met zooveel nadrukals ik wel gewenscht had)met U die ook in Uw schrijven weder blijk geeft niet alleen van belangstelling in het archief van Leeuwardenmaar ook (naar mijne bescheidene meening) in vele opzichten van een juist en helder inzicht in zijne behoeften. Vooraf vertrouw ik, dat U mij enkele rectificaties zult willen ver oorloven 1°. Niet ik was het, die mij aanmatigde, U en anderen lastig te vallen met mijn geschrijf. Het was het bestuur der Vereeniging van archivarissendatop uitnoodiging der vergaderingde exemplaren rond zond. En wanneer dit schrijven op nieuw mocht worden rondgezonden dan zal dit weder komen uit denzelfden koker. Met gemeente-archief bedoel ik het zoogenaamd onrf-archief. Het nieuw- archief, loopende van 1813 of eenigszins later, zou ik in het gemeentehuis wenschen te laten blijven, omdat dit te dikwijls, ja bijna dagelijks, voor de loopende zaken moet worden geraadpleegd. De zorg daarvoor zou gerust aan den secretaris, geheel in overeenstemming met art. 103, eerste lid, der gemeentewet, kunnen worden opgedragen. 2) De redactie heeft gemeend den heer Muller in de gelegenheid te moeten stellen den heer Duparu reeds in dit nummer te beantwoordenzij zou ook Mr. Onnen gaarne die gelegenheid geboden hebben, maar deze is buitenslands. [Red.] 77 2°. Op meer dan eene plaats van Uw schrijven verzekert U met groote beslistheiddat ik mijne inlichtingen geput heb uit de troebele bron van het raadsverslag der Leeuwarder courant. Doch gij vergist U ik was zoo onvoorzichtig niet. Inderdaad heb ik het officiëele verslag gebruikt j het ligt nog op dit oogenblik voor mij. Doch daarnaast heb ik ook eene andere bron gebruikt, nog zuiverder dan de door U aan geduide. De gecastigeerde tekst van het officiëele verslag leverde mij dat, wat de Burgemeester na rijp beraad als het résumé van zijn betoog had vastgesteld. Maar de tekst van het behandelde voorstel zelf geeft een inzicht in hetgeen het volle college van Burgemeester en Wethouders na gehoudene beraadslaging als zijn gevoelen aan den gemeenteraad heeft willen kenbaar maken. In dit officiëele stuk nu lees ik het volgende „De archivaris behoort o. i. gebonden te zijn door dezelfde instructie als de overige secretarie-beambtenbehoudens speciale bepalingende zorg voor het archief betreffende. Op deze wijze zalnaar wij vertrouwen worden bereikt wat tot dusverre nooit kon worden verkregen dat het archief in de eerste en voornaamste plaats dienstbaar worde aan de ge meente-administratie. Tot nog toe was de meer op zich zelf staande positie van de archivarissen begrijpelijkerwijs oorzaak dat zij zich in hoofdzaak toelegden op de wetenschappelijke zijde van hun werk kring en daardoor aan het administratief gedeelte van hun taak minder recht lieten wedervaren. Dit moet o. i. veranderen en daarom bestaat op dit oogenblik dringende behoefte aan een ambtenaar, die, al zou hij geen academischen graad bezitten, genoegzaam vakman is, om onder den secretaris zelfstandig al den administratieven arbeid te verrichten. Welnu, had ik dan niet volle recht te concludeerenlu. het Dage lij ksch Bestuur wenscht een streng gecontroleerden ambtenaar, 2°. het wenscht een zuiver administratieven ambtenaar? En miszeide ik dus iets, toen ik liet drukken: „Bepaald noodig achten de Leeuwarder heeren het voor den goeden gang van zaken, dat een archivaris zij on wetenschappelijk en onzelfstandig"? 3°. U wijst met leedwezen op het besluit onzer vergadering, om de nieuwe Leeuwardsche collega niet uit te noodigen tot het lidmaatschap onzer vereeniging, en acht dit besluit in lijnrechten strijd met de ver welkoming, die ik tot de benoemde gericht had. Ik erken, dat de schijn hier tegen mij is; maar ik kan mij rechtvaardigen. Niet van mij is dit voorstel uitgegaande woordendie ik enkele oogenblikken vroeger aan het adres der nieuwbenoemde gesproken hadhadden U daarvan kunnen overtuigen. Het voorstel is gedaan door een ander in de bestuurs vergadering die onmiddellijk aan de ledenvergadering voorafgingen ik Ik cursiveer.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 10