28 niet vastdat de voorlaatste titularis een inventaris van het archief heeft doen drukkenterwijl de laatste zich volgens den Burgemeester zeiven gewijd heeft aan het maken van indices? Het is waar, de inventaris is in ons blad niet gunstig ontvangenen de indices zijn aan het gemeentebestuur weinig bruikbaar gebleken. Maar mag het dan zonder eenig bewijs reeds zeker heetendat een ongeschikte archiefinventaris en een onbruikbare index juist door deze min aanbevelenswaardige qualiteiten als wetenschappelijk ge stempeld worden Ik kan het niet gelooven. Zou niet de oorzaak van het euvel elders gelegen zijn? Zou niet de omstandigheid, dat de aange stelde personen wel is waar versierd waren met wetenschappelijke titels, maar zich met de wetenschap, die zij zonder eenige deskundige leiding in praktijk gingen brengen, voor hunne benoeming zelfs niet elementair bekend hadden gemaakt, eenigen invloed hebben geoefend op het feit, dat hun werk min gelukkig geslaagd is? Zou er niet eenige kans bestaan hebbendat de Leeuwarder gemeenteraad iets meer tevreden ware geweest over de resultaten zijner keusals hij zich niet uitsluitend beperkt had tot eigen kring, als hij niet deskundigen, van wie men verwachten mocht dat zij (wetenschappelijk of niet) goed werk zouden leverenzorgvuldig geweerd had van het archief? Naar mijne overtui ging vergiste de Burgemeester zich een weinig. Het was geen dorst naar wetenschap, die den Leeuwardschen archivarissen in den weg zat. Integen- deel, ijverig en trouw hebben zij zich toegelegd op het praktische werk, dat van hen verlangd werd. Dat het nog niet gereed is, zal geen deskun dige hun willen verwijten. Dat het niet aan hooge eischen voldoet, mag nog minder verwonderen. Althans de leden van den gemeenteraad zijn de laatstendie hun dit mogen euvelduiden. Pour savoir une chose il faut 1' avoir apprisEn wanneer men na rijp beraad een bedaagd predikant en een jong advocaat, die men persoonlijk kent, voor eene betrekking benoemt waarvan men den omvang behoort te kennenen dus den eerste den beste uitdrukkelijk goed genoeg acht voor het baantje, dan heeft men het recht verloren zich ontevreden te toonen, als de benoemden niet slagen. Hetgeen ons te Leeuwarden overkomt, is hard om te verdragen. Ben ik wel ingelicht, dan hebben bij de laatste vacatures telkens mannen gesolliciteerd, die hart voor het vak hadden en er zich ook eenigszins voor hadden voorbereid. Maar zij zijn voorbijgegaan voor personen, in onzen kring geheel onbekendmaar des te bekender in dien van den Leeuwardschen gemeenteraad. Niet wij dus zijn hetdie de verant woordelijkheid der keuze hehooren te dragenmaar de leden van den raaddieaan de benoemden verwanthen persoonlijk kenden en voor hen instonden. Welnu, het werk, dat zij geleverd hebben, bevalt den Leeuwardschen heeren niet. Hoe luidt nu hun oordeel? Ver- 29 klaren zij, erkennende dat zij zich vergist hebben (en het waren toch uwe eigene familieleden, niet waar, mijne heeren?) zich onbevoegd, om voortaan de belangen van hun archief te behartigen zonder deskundige voorlichting? Integendeel! „De ondervinding leert", dus klinkt het wijze advies, „dat archivarissen onpraktische menscheu zijn! Laat ons dus geene personen aanstellendie dit vak verstaan. Wij weten het beteriemanddien wij geheel naar onze hand kunnen zettenzij onze man. Dan zal alles goed gaan Ik wil niet geacht worden, met het bovenstaande iets onvriendelijks te zeggen aan het adres van de titularis, die ten slotte benoemd is. Veeleer past het mijniettegenstaande hetgeen aan die benoeming is voorafgegaaneen woord van welkom te spreken. Want de benoeming is voor ons een événement in meer dan een opzicht: de benoemde is eene dame, de eerste in onzen kring. Terecht zou het dus onhoffelijk geacht worden, indien ik haar persoonlijk niet verzekerde van onze ingenomenheid met dit feit. Al mag ik, oordeelende naar de geuite denkbeelden der raadsleden, niet aannemen, dat eenige wetenschappelijke voorbereiding voor het vak barer keuze aanleiding heeft gegeven, dat zij is verkozen boven de archiefambtenaren, die ook nu weer volgens de dagbladen hebben medegedongen, toch mag ik hopen, dat haar in de praktijk van het vak de noodzakelijkheid van die wetenschappelijke voor bereiding meer en meer blijken zal en dat zij, die nog jong is, er allengs in slagen zal zich voldoende te bekwamen. De omstandigheid, dat zij eene vrouw is, zou vroeger wellicht eenigen twijfel gerechtvaardigd hebben. Maar thans, nu reeds zoovele dames zich met succes op do wetenschap hebben toegelegd, kan daaraan geen oogenblik meer gedacht worden. Dus kunnen wij in de benoeming van dames bij de archieven niet anders zien dan een onbetwistbaar voordeel. Want wat ons nu een maal in den weg zit en altijd in den weg zitten zalis de reputatie van droogheid en stoffigheid, die ons werk omgeeft Slechts op eene wijze kan die verdwijnenwanneer damesaartsvijandinnen van stof, met ons komen samenwerken en door hare lieftalligheid het bezoek aan een archief maken tot eene uitspanning en een genot. Nu ik dit schoone vooruitzicht voor u geopend hebmag ik wellicht hopen u wat op te vroolijken door u te spreken van de beruchte Roer- mondsche zaak. Immers het gehaspel, dat vroeger ergerlijk was, wordt allengs bijna vermakelijk. Ik zie er van af u al de beslissingen van den gemeenteraad mede te deelendie in het afgeloopene jaar de zaak voor oningewijden steeds meer verward hebben. Alleen wil ik u melden dat vol gens de allerlaatste voordracht van Burgemeester en Wethouders aan het rijk gegund zouden worden de archieven, die op wetenschappelijke gronden aan het rijk behoorenmaar alleen voorzoover die in de eerste zaal ge-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 19