rö
18
De archiefambtenaren stemmenal waren zij niet bij de huldebe-
tooging tegenwoordig, van harte in met de welsprekende waardeering en
vriendelijke wenschen van den heer Geertsema, die zulk een ondubbel-
zinnigen weerklank vonden bij alle aan- en afwezigen.
En hoewel bij de beschouwing en oordeeling der publieke zaak, waartoe
het ambtsjubileum van Jhr. de Stuers zeker mag gerekend wordenalle
persoonlijke belangen naar den achtergrond wijken en niet besproken worden)
houden de archiefambtenaren toch in dankbare herinnering wat de Referen
daris hun ten bate met zooveel bereidvaardigheid en goed gevolg heeft
verricht. Maar ver daarboven staat de hulde, die zij hem schuldig zijn
en die hem rechtmatig toekomt, voor de moreele ondersteuning en bijstand
die zij in hunne ambtsverrichtingen van hem ondervinden, waardoor hun
arbeid licht wordt gemaakt, het pad geëffend, de weg getoond, het doel
naderbij wordt gebracht.
Moge het geschieden dat de Referendaris van kunsten en weten
schappen ook in zake het archiefwezenhet door hem uitgestrooide
zaad tot weligen wasdom zie komen en volle halmen gare van den akker
waarin hij den ploeg heeft gezet.
C. J. GONNET.
De negende jaarvergadering, gehouden te Rotterdam
op !6 Juni 1900.
De vergadering was deze keer, bij vorige jaren vergeleken, nog al
goed bezocht. Achttien ledenwaaronder twee buitengewone, teekenden
hun naam op de presentielijst. Als naar gewoonte hield de voorzitter
eene met veel belangstelling gevolgde openingsredewaarin hij het meest
merkwaardige wat op het gebied van het archiefwezen in het laatste jaar
was voorgevallenvermeldde. Daarbij wees hij op de weinig bevredigende
resultaten van het laatste K. B., blijkende uit verminderde lust om zich
aan de archieven te wijdenwat voornamelijk scheen te wijten te zijn
aan de slechte vooruitzichten in het vakaan de onvoldoende opklim
ming in de tractementen en ook aan gemis aan waardeering bij autori
teiten van wie redelijkerwijze iets anders te verwachten viel. Hij onder
wierp eenige maatregelen door gemeentebesturen in zake archieven genomen
aan eene welverdiende afkeurende kritiek. Overigens werd met lof mel
ding gemaakt van de voortdurende verbetering van de bewaarplaatsen der
archieven en van nieuwe plannenom ook in onze koloniën doelmatige
gebouwen daarvoor op te richten. Het verzoek der vergadering, dat
deze rede evenals de vorige in het Archievenblad zou worden opgenomen
werd welwillend toegestaan en dientengevolge is zij hierachter afgedrukt,
zoodat voor meer bijzonderheden daarnaar kan worden verwezen.
Door de commissie tot nazien van de jaarlijksche rekening, bestaande
uit de heeren Unger en Morren, werd bij monde van eerstgenoemde een
gunstig verslag uitgebracht, de kas bevond zich in nog beteren toestand
dan het vorige jaar. Onder dankbetuiging voor het nauwlettend beheer
werd daarop de penningmeester gedéchargeerd.
De voorzitter deelde mede, dat drie nieuwe leden tot de Yereeniging
waren toegetreden en wel de heeren Dr. E. Wiersum, adjunct-commies
bij het Rijksarchief in ZeelandC. W. Bruinvis en Jhr. Mr. C. H. C.
Elügi van Aspermont, resp. archivaris en adjunct-archivaris der gemeente
Alkmaar; voorts dat het bestuur namens de Yereeniging had geteekend op
de lijst van deelnemers aan het huldeblijk, den heer Jhr. Mr. de Stuers
aan te bieden bij gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum, als referen
daris der Afd. Kunsten en Wetenschappen. Yerder stelde hij, mede
namens het bestuur, voor om aan de correspondeerende leden der Yer
eeniging een exemplaar te doen toekomen van eene verzameling photo-
graphieën met beschrijvingen van de archiefgebouwen, tijdens het beheer
van den jubilaris nieuw gebouwd of gerestaureerdwelke aan deze van
wege de rijksarchivarissen zou worden aangeboden. Aldus werd besloten.
Een vrij langdurige discussie ontspon zich over de vraag, of men den
nieuwbenoemden archivaris, i. c. archivaresse, te Leeuwarden zou uit-
noodigen lid van de Vereeniging te worden. Verschillende leden verklaarden
zich daartegen uitsluitend echter om zakelijke redenen, daar de Yereeniging
volgens haar reglement alleen wetenschappelijke ambtenaren onder hare
leden kon opnemen en genoemde titularis was aangesteld met de uitgedrukte
bedoeling, dat men, de wetenschap op den achtergrond plaatsende, meer
een persoon voor werkzaamheden van administratieven aard wenschte. De
vergadering besloot dan ook met groote meerderheid van stemmen, tevens
als protest tegen de handelwijze van den Leeuwarder gemeenteraadaan
de nieuw benoemde geene uitnoodiging te zenden.
Daarna kwam een voorstel in behandeling tot uitbreiding van het
bestuur. Tot toelichting daarvan deelde de voorzitter mede, dat reeds
het vorige jaar, toen de secretaris-redacteur voor eenigen tijd afwezig zou
zijn, deze vraag ter sprake was gekomen, en dat bedoeld bestuurslid
thans wegens vermeerdering zijner werkzaamheden den wensch had te
kennen gegeven om van zijne bemoeiingen als redacteur te worden ontlast.
Een zesde bestuurslid zou nu kunnen worden uitgenoodigddeze functie
op zich te nemen.
Mr. van Meurs de aandacht vestigende op het feit, dat het redigeeren
van het tijdschrift veel tijd en zorg vereischt, meende het voorstel te moeten
doen, om den redacteur eene vergoeding van bijv. f 50 toe te kennen, al
moest hij daarbij tevens verklaren, dat het werk van dien titularis op deze
wijze toch veel te gering zou worden beloond.