16 MoLkenboer trad naar voren om namens het personeel van leeraren aan de Rijksschool voor teekenonderwijzers te Amsterdamden jubilaris te danken voor al wat hij voor het onderwijs en inzonderheid voor die school gedaan had. De heer J. W. L. Berden directeur van de Rijksschool voor kunstnijverheid, deed dit insgelijks voor die school. Beide Heeren boden prachtig geteekende albums met opdrachten aan. De Directeur van het Ethnografisch Museum te Leiden, Dr. Schmeltz, hield eene lange lofrede op den Heer de Stüers in verband met de ge schiedenis van den menschdie in het Museum te Leiden belichaamd is. In het kort de geschiedenis schetsende van dat Museumdat het oudste is in Europadeed hij uitkomen dat het leven er eerst in kwam toen Jhr. de Stüers de leiding kreeg van kunsten en wetenschappen. Het verleden en het heden van het Museum en de plannen voor de toekomst schetsende, gaf Dr. Schmeltz daarvan aan Jhr. de Stüers de eer. Het deed hem een groot genoegen hier ook een blijk van waardeering te mogen aanbieden uit den vreemde. De „Genossenschaft für Ethnologie, Anthropologie und Urgeschichte" te Berlijn had Jhr. de Stüers uit erkenning voor hetgeen door hem voor de land- en volkenkunde was gedaan, tot correspondeerend lid benoemd. Het diploma daarvan overhandigde hij den jubilaris, voegde er bij foto's van nieuw ingerichte museumzalen te Leidenhet eerste deel van een in bewerking zijnd Ethnografisch album en, namens zijne echtgenooteeen reusachtig bloemstuk. Jhr. de Stüers, dankende voor deze onderscheidingen, verklaarde van deze verdiensten voor de ethnographie, die zijne speciale studie niet was, minstens de helft te danken te hebben aan Dr. Schmeltz die als directeur zijn weerga niet vond in ambitie en stalen ijver. Er volgden nu vertegenwoordigers van de Koninklijke Bibliotheek en het Koninklijk Penningkabinet, Dr. Byvanck en Dr. de Dompierre de Chaufepié die Jhr. de Stüers een kostbaar prachtwerk aanboden eene deputatie uit Architectura et Amicitia te Amsterdameene Commissie uit de leeraren der Limburgsche teekenscholennamens wie de kapelaan Rütten een album aanboodwaarin de bewijzen van hooge vereering en warme erkentelijkheid van dat personeel waren neergelegd. De Stüers dit erkent men in Limburg allerwege heeft den stoot gegeven aan de ontwikkeling van die provincie op kunstgebiedhij heeft den voor- naamsten steen gelegd van de voorraadschuur, waaruit thans, dankzij de beoefening der kunstambachten, welvaart over het vaderland uitgaat, geluk en zegen voor het volk, vooral voor het werkmansvolk. Kapelaan Rutten gaf de verzekering dat vele patroons en vaders Jhr. de Stüers erkentelijk zijn voor hetgeen hij gedaan heeft ten bate der teekenscholen. De heer de Stüers antwoordde, dat zijne geboorteplaats Maastricht, die, wat men ook van Batenburg moge zeggen, de oudste stad van 17 Nederland is, in hem de kiem had gelegd van zijne genegenheid voor de kunst. Daar gebeurde het, dat hij derailleerde bij de balie en de advocaten-baret voor goed op zij schoof. Hij hoopte, dat Limburg de plaats zou behouden, die dit gewest reeds in de elfde eeuw innam, en vroeg tevens achting voor een man als kapelaan Rutten, die zijne vrije uren op Zondag, opoffert om de kinderen van de fabrieken op den hooizolder van eene afgedankte cavaleriekazernehet teekenen te leeren. Daarna kwamen afgevaardigden van de Nederlandsche Yereeniging voor Teekenonderwijs eveneens hunne hulde bieden, en twee leerlingen van de School deden dat ook en schonken een album. De heer de Stüers nam dit met bijzonder welgevallen uit handen van de beide leerlingen aan en vond in het feitdat een hunner als reservist in militaire kleeding zich voor hem bevond, aanleiding tot de opmerking dat Mars en Apollo hier eensgezind tot hem kwamen. Eigenaardig was het militair saluut den jubilaris gebracht door den heer Dievenbach, opzichter aan het Rijksmuseum te Amsterdam, die hem namens het personeel als blijk van diep gevoelde erkentelijkheid, eene oorkonde aanbood. Dit toespraak en antwoord van den heer de Stüers bleek, dat de referendaris de positie van die mannen had verbeterd en het publiek daarbij tevens had gebaat, door ze niet meer te recruteeren uit de ocht- genooten der keukenmeiden van voorname heeren, maar uit oudgedienden die van discipline en orde besef hebben. Een Ilaagsche deputatie, die van de Yereeniging Arti et Industriae bestaande uit de heeren Joh. Mutters Jr. en F. J. Bélinfante (Yoor- zitter en Secretaris) kwam haar Eere-Yoorzitter geluk wenschen met al wat hij voor de kunstnijverheid heeft gedaan. Eene fraaie oorkonde in portefeuille, geteekend door den heer Bach, vergezelde deze felicitatie. De heer de Stüers sprak over het verleden en het heden op het gebied der kunstindustriezoo hemelsbreed verschillende. Thans gloort gelukkig eene nieuwe toekomstdat men van kunst sprekende ook aan nijverheid denkt, dat men zijne kamers niet slechts met schilderijen versiert en als 't lijden kan met een enkel beeldhouwwerk dat de vloer niet kan dragen, maar alle dingen om zich heen mooi verlangt, waardoor de kunst een bezit wordt voor het geheele volk. Arti et Industriae doet een uitmuntend werk in ons landdoor dit te bevorderen. Er werden nog vele goede woorden gesproken en complimenten gewisseld, alles even hartelijk gemeend. Hierdoor werd de dag voor Jhr. de Stüers onvergetelijk en heeft hij knnnen ervaren, hoezeer zijn arbeid door landgenooten van zeer uiteenloopende richting wordt gewaardeerd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1900 | | pagina 13