12
gevaarlijk zijn als men er kleine hoeveelheden van inneemt, maar die hun
effect verliezen als ze in groote doses worden toegediend.
Ben ik het waard dat men mij vertelt, dat ik een groot kunstgeleerde
ben Vijfentwintig jaar geleden hield men mij daarvoormaar tegen
woordig ben ik daarvan niet zoo overtuigd. Hoe verder men zijn gezichts
einder uitbreidt, hoe meer men het terrein van onderzoek verbreedt, des
te meer komt men tot de slotsom, dat men heel weinig weet. Vroeger
kende ik een 3Gtal schildersmaar tegenover een 3000tal moet ik mijne
onmacht erkennen.
Er is nog in een ander opzicht met lof over mij gesprokendat ik
mijne taak met ijver en toewijding heb vervuld. Dat geef ik toemaar
vergun mij de opmerking, dat ik dit zulk eene groote verdienste niet
vind.
Er is een derde punt, en nu ga ik een gek ding doen, namelijk
mij zelf in de hoogte steken. Wanneer ik dat doe, volg ik het doorluchtig
voorbeeld van den Apostel Paulus, die in een zijner brieven aan de
Korinthiërs begint met zijn eigen lof te verkondigen. Het is wel niet
dienstigzegt hijdoch ik zal het toch maar doen.
En wat is nu mijn eigen lof? Dat ik in mij heb gevonden eene
hooge kwaliteit, dat is mijn geduld, mijn engelachtig geduld. Die samen
koppeling van engelengeduld met iemanddie in de wandeling een lastige
vent wordt genoemd, bevreemdt U misschien. Toch is dit mijn eenige
groote verdienste geweest in al die vijf en twintig jaar. Een referendaris
is nooit iets anders geweest dan een mijnheer, die rapporten en adviezen
geeft, die persoonlijk geene macht of gezag heeft, hoegenaamd. Ik kan
als referendaris niemand commandeeren dan alleen mijn bode. De macht
zit alleen bij Z.Exc. den Minister. Een referendaris heeft geen macht
hoegenaamd. Hij kan invloed uitoefenenals hij het geluk heeft en het
talent om zijne adviezen ingang te doen vinden, maar verder gaat het
niet. Het gaat dus in het geheel niet aan om van den machtigen
referendaris te spreken.
Nu is de positie deze: als de zaken goed marcheeren, wordt de eer
gebracht aan den Minister en terecht, want deze beslist; maar in het
tegenovergestelde geval, als de zaken verkeerd loopen, dan heeft niet de
Ministermaar de referendaris de schuld en dat is niet eerlijk en niet
billijk, want het publiek weet niet, welke adviezen aan de Regeering
gegeven zijn.
Niet alleen in de pers maar ook in de Kamers is mij dikwijls de
twijfelachtige eer aangedaanmij achter den Minister te laten opkomen.
Dat was wel een beetje laf en een deel van de pers is zoo vriendelijk
geweest daaraan hard mee te werken. Dat maakt het soms moeilijk om
referendaris te zijn. En dat ik niet reeds lang heb gezegdik geef
13
er de brui van en ga met vrouw en kind mijne rust nemen, dat is wel
een bewijs van mijn geduld.
In mijne vijfentwintigjarige praktijkheb ik de eer gehad onder tien
Ministers te dienen.
Een Ministeriëel Departement is eigenlijk een groot kippenhok de
heeren Ministers zijn de hanen en de referendarissen de kippen. En nu
is het voor de kippen een lastig geval, dat zij zoo dikwijls andere hanen
in de ren zien komen. Zij moeten dan in korten tijd aan de eigenaardig
heden van den nieuwen haan gewend raken. Ook gebeurt het wel dat
een haanreeds vóór hij haan werdhet land had aan zekere kip. Dan
moet die kip vriendschap met den haan sluiten en vertrouwelijk met hem
weten om te gaan. Maar mislukt die omgang, dan worden er slechts
windeieren te voorschijn gebracht.
De Ministers zijn in den regel als zij aan het bewind komen goed
geïntentioneerd en bereid om mee te werken met den referendaris, maar
dan worden zij bewerkt in de Kamersin de sectiënin de persdoor
particuliere vriendendoor achterklap in het torentje die op den eenen
Minister meer, op den anderen minder vat heeft, en waarmede de refe
rendaris te worstelen heeft. Dat heb ik in hooge mate ondervonden. Ik
zal de Heeren niet vermoeien met hier op te sommen, welke laagheden
en intriges men alzoo gebruikt heeft om het vertrouwen, dat een Minister
meende in mij te moeten stellen, te vernietigen. Als wij hier niet bijeen
waren op een feestdag, zou ik daarover uitpakkeD. Er heeft een paar
dagen geleden in het Dagblad een bericht gestaan, dat het gerucht liep,
dat men den referendaris de Stuers de zorg voor het grootste deel der
teekenscholen zou ontnemen. Die courant heeft de naïviteit gehad er bij
te voegen, dat zij hoopte, op die ongeloofelijke mededeeling spoedig eene
tegenspraak te mogen vernemen. Welnu Mijne Heeren, die tegenspraak
zal niet worden gegeven, om de eenvoudige reden dat het gerucht
waar is.
Men zegt, dat ik veel geschreven heb en vele aanvallen gericht heb
op mijne vijanden. Maar als gij wist Mijne Heeren, welke aanvallen ik te
verduren heb gehad en die vergeleek met de artikeltjesdie ik ter mijner
verdediging heb moeten opstellen, dan zouden deze in de balans tegen
de op mij gerichte, volstrekt niet opwegen.
Dit te verduren heeft mij geduld gekost. Yan welken aard waren
die aanvallen Er zijn er bijdie mij koud hebben gelaten. Zoo heeft
men mij verweten, dat ik niet geleerd, veeleer dom ben. Dat trek ik
mij niet aan, want ik heb mijzelf niet gemaakt. Er is mij ook het
verwijt gedaan, dat ik een peperdure referendaris zou zijn. Ook dat
behoef ik mij niet aan te trekken. Er wordt nooit een krediet door de
Kamer toegestaan, of de Minister vraagt het aan. Zegt men: Ge hebt