152 Genootschap, gevestigd te Utrecht. Nieuwe Reeks no. 61. Amsterdam Johannes Müller. 8°. VIII, 796 blz. Hiermede is deze uitgave voltooid. Natuurlijk eindigen de betrekkingen van Anjou met de Nederlanden met den dood van den eerste (10 Juni 1584). De uitgevers hebben hun uitgave evenwel voortgezet tot 23 Junitoen het bericht van den dood°van den hertog in de Nederlanden kwam. Er zijn vóór dien tijd nog verschillende stukken door de Staten-Generaal afgezonden', zeltb aan Anjou zeivenin de veronderstelling, dat hij nog leefde.' Deze zjjn door de II.H. Muller en Diegerick ook uitgegeven. Daarentegen lieten zij alles wegwat onmiddellijk daarop volgtde brieven van condoleance, enz. De serie zal worden besloten met een register door den Heer Diegerick bewerkt. R. Broersma. Het tusschenbestuur in het Leycestersche tijdvak naar officiëele bescheiden bewerkt. Goes, J. J. Visser 1899. 8° 8' 151 blz. Utrechtsche dissertatie. Leycester vertrok in December 1586 naar Engeland, afkeerig van den verbitterden strijd met de Staten en niet voornemens weer terug te keeren. Hij gaf bij zijn vertrek den Raad van State vol macht hem te vervangen, maar beperkte door een geheim besluit deze volmacht belangrijk. De Staten-Generaal evenwel namen meer en meer het bestuur in handen, naarmate bleek, hoe weinig de Engelsche troepen te vertrouwen waren en de Landvoogd hun de hand boven het hoofd hield. Vandaar nieuwe strijdo.a. werd het bekende plakkaat van April 1586 over den handel met den vijand weer ingetrokken. Vooral in Utrecht was de strijd hevio-. Geleid door den burgemeester Van Deventer, die echter uit de Staten-Generaal werd geweerd, eischte de stad de afschaffing van het eerste lid der Statende Geëligeerden die na de Hervorming inderdaad ook geen reden van bestaan meer hadden. Ten slotte kwam men echter tot een vergelijk. Utrecht verzette zich bovendien uit vrees voor de suprematie van Holland tegen de Staten-Generaal. Overal stak het democratisch-calvinistische particularisme het hoofd op. In dezen nood zond Elizabeth in Maart 1587 lord Buckhurst naar de Nederlanden om poolshoogte te nemen en verzoenend op te treden. Dat is in hoofdzaak gelukt. Buckhurst steunde het centraal gezag, den Raad van State en de Staten-Generaal o.a. tegen Utrecht. In Juli 1587 kwam Leycester op het dreigend gevaar van Sluis uit Engeland terug. Dr. Broersma's bronnen waren: Haagsche, Utrechtsche en Parijsche archivalia (archief van Hotman, een van Leycester's secretarissen). 153 N. Japikse. De verwikkelingen tusschen de Republiek en Engeland van 1660—1665. Leiden, S. C. van Doesburgh. 8°. XVI, 476, XXII blz. Leidsche dissertatie. I. Het verblijf van Karei II in de Republiek. (Veranderde verhoudingen door de Restauratie. De kwestie van de educatie en designatie van den Prins. De Witt en de Princess Royal). II. Beverweert in Engeland. (Vooruitgezonden in afwachting van het plechtige gezantschap. Welwillende houding van Karei II. Her nieuwing der Acte van Navigatie. Moeilijkheden met de instructie voor de ambassade). III. De onderhandelingen over een defensieve alliantie. (De ambassade in Engeland. De bill tot bevordering der Eng. visscherij. Pretensiën van Engeland. Defensieve alliantie onmogelijk). IV. Downing's bemiddeling. De voogdij van den Prins van Oranje. Bemiddeling tusschen Portugal en de Republiek. Vrede van den Haag. Dood van de Princess Royal. Karei II voogd. De Commissie tot de educatie van den Prins. De Prinses- Douairière en Brandenburg. Holland ontdoet zich van de educatie). V. De onderhandelingen over een verdrag van vriendschap. (Klachten aan weerszijden. Invloed van Downing. Verhouding van Frankrijk Engeland en de Republiek. De Koningsmoordenaars. Verdrag van 1662). VI. Downing's verdere bemoeiingen in de Republiek. (De educatie en designatie van den Prins). VII. De uitvoering van het verdrag van 1662. Nieuwe geschillen. (Cunaeus in Engeland. Downing's intrigues. Optreden in de Middellandsche Zee. Geschillen met de Compagnieën. Toebereidselen tot den oorlog). VIII. Het begin der vijandelijkheden buiten Europa. IX. Houding van Frankrijk. Het begin der vijandelijkheden in Europa. Un general Hollandais sous le premier Empire. Mémoires du général Baron de Dedem de Gelder. 1774 1825. Avec un portrait en hélio- gravure. Paris, Pion, Nourrit. 1900. 8°. VI, 412 blz. Van Dedem, geboren in 1774, vertrok in 1783 met zijn vader naar Konstantinopelwaar deze Nederlandsch gezant was. In 1793 keerde hij naar Nederland terug. In 1795 sloot hij zich bij de omwenteling aan en werd gezant in Zweden. Hij bleef dat tot 1798 en was daarna betrokken in de staatsgrepen van dat jaar. In 1799 streed hij in Noord-Holland. In 1800 werd hij gezant te Stuttgart, in 1803 te Parijs, spoedig daarop te Berlijn. Daarna aan het hof van Koning Lodewijk verbonden, werd hij in 1808 gezant te Kassei, vervolgens te Napels. In 1811 werd hij brigade generaal; als zoodanig maakte hij den veldtocht van 1812 en dien van 1813 mede. Na Napoleons val bleef hij in Franschen dienst.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1899 | | pagina 19