150 in de klauwboekende heerde. Daartoe was in eiken rechtstoel een rooster der gerechtigde heerden, die bij tourheurte het redger- ambt bekleeden zouden; dat rechtsgebied was verdeeld in dorpen en deze in kluften. De beurten nu gingen om naar de dorpen daarin naar de kluften en in de kluften naar de heerden „naar „sonnenommegang". Later kochten sommigen zulke heerden op; nog later werd ook het redgerrecht afgescheiden van den grond verkocht, zoodat men redger kon zijn, zonder een duim grond te bezitten. Het gerecht was van een „ommegaanden" in een „staanden" rechtstoel veranderd. De heerden hadden dus hare beteekenis ver loren. In het begin der 18de eeuw is een algemeen „Clauweboeck" vervaardigd, thans in het rijksarchief te Groningen; een uittreksel daaruit wordt medegedeeld betreffende: „Loppersummer- en Wir- d umer-redgerrech t." J. Robert Fruin. Verspreide geschriftenmet aanteekeningentoe voegsels en verbeteringen uit des schrijvers nalatenschap, uitgegeven door P. J- Blok, P. L. Muller en S. Muller Pz. 's Gravenhage, Mar- t.nus Nijhoff. 8°. afl. 3-6. Blz. 161-449 (slot van dl. I). Bevat: Mainz of Haarlem (Uit Gids 1888, I, 49 vlg.) met 3 bijlagen: I (uit Gids 1890, III, 342 vlg.); II (uit Navorsche'r XIX, Nieuwe Serie, II, 1 vlg.); III (uit Gids 1897, II, 352 vlg.). Het proces van Angelus Merula. (uit Theologisch Tijdschrift XXXII, 517 vlg.); II (uit Bijdragen voor vad. gesch. en oudh. 3e reeks X blz. 205 vlg.) Het voorspel van den tachtigjarigen oorlog (uit Gids 1859, II, 741 vlg., 1860, I, 182 vlg.371 vlg.). Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde Vierde Reeks. 12. p- Pijnacker Hordijk. Wat weten wij omtrent den heiligen t Van E&mond? (Met zekerheid niets. Waarschijnlijk was hp Willebrords opvolger als abt van Echternach. Ruopertus schreef 980 een vita van hem, die niets kenmerkends bevat. Een Egmonder monnik maakte in de tweede helft der 12° eeuw daaruit een uittreksel. Al wat later over Adalberts koninklijke afstamming en zijne waardigheid van aartsdiaken wordt verhaald, berust op dwalingen, waarvan de oorsprong kan worden aangewezen). Met bijlagen. J. A. Feith. Crimineele rechtspraak van Gedeputeerde Staten van Stad en Lande. (Zij oefenden hooger beroep uit in militaire zaken en spraken verder recht 1°. in misdrijven met pacht zaken in verband staande, 2°. in zake landlooperijbedelen enz., l5l 3°. in zake judicatuur over provinciale ambtenaren en schending van het provinciaal eigendomsrecht, 4°. in zake terugkeer van bannelingen; 5°. in zake alles wat met het provinciaal tuchthuis in verband stond, 6°. in zeer zware misdrijven. De „Crimineele Senten tieboeken van H.H. Gedeputeerden" over 16821804 zijn in 1897 teruggevonden). J. C. Overvoorde. De centralisatie van het Hollandsche postwezen in het midden der 18de eeuw. (Tengevolge van de gebeurtenissen van 1747 en '48 werden overal de posterijen aan den Prins en door dezen aan de Staten der gewesten gegeven. Maar het duurde nog geruimen tijdvoordat alles geregeld was. De Bataafsche Republiek maakte het postwezen tot een nationale zaak). J. A. Worp. Het plan voor de reis van den Prins van Oranje naar Zeeland in 1668. (Uit de papieren van Huygens). W. A. F. Bannier. De landgrenzen van Nederland. I. Tot aan den Rijn. Leiden, firma C. Kooyker Jr. 1900. 8°. VIII, 430, VII blz. Leidsche dissertatie. De landgrenzen van Nederland berusten op de vier volgende tractaten. 1°. Die met Pruisen van 26 Juni 1816 (grensvak VaalsMook) en 7 October 1816 (grensvak MookDrieland). 2°. Dat met Hannover van 2 Juli 1824 (grensvak Drielandde Dollart), 3°. Dat met België van 8 Augustus 1843 (grensvak het ZwinVaals). Maar deze tractaten namen in hoofdzaak den toestand onder de Republiek tot grondslag, die weer in nog oudere machts verhoudingen wortelde. Achtereenvolgens behandelt dr. Bannier de wording der Oostgrens van de provinciën GroningenDrente Overijsel en Gelderland. Uitgaande van de geschiedenishet ont staan en den groei van deze gewestenbehandelt hij hun consoli deering als politieke eenheid en in verband daarmede de vorming van hun grenzen. In het Oosten waren Oost-Friesland, Munster, Bentheim en Kleef de grensstatenlater Hannover en Pruisen. Achtereenvolgens gaat dr. Bannier nawelke natuurlijke en staat kundige gebeurtenissen hier langzamerhand ten minste ongeveer de grenzen vaststelden. Want de juiste afbakening gaf nog in de 17de en 18dB eeuw herhaaldelijk aanleiding tot moeilijkheden, die soms eerst na langdurige onderhandelingen door tractaten werden uit den weg geruimd. Eenige bijlagen zijn toegevoegd. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays Bas (15761584) publiés par P. L. Muller et A. Diegerick. V. (Avril 1583Juin 1584). Werken uitgegeven door het Historisch

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1899 | | pagina 18