136 W. WIEGAND, Die wissenschaftliche Vorbildung des Archivars. (Vortrag auf dem ersten deutschen Archivtag zu Strassburg im Elsass). Berlin, E. S. Mitter u. Sobn1899. Het onderwerp, in 1896 door Mr. Heeres op eene onzer bijeenkomsten behandeld in den vorm van stellingen, heeft een onzer duitsche collega's uitgelokt, daarover op hunne eerste vergadering ten vorigen jare eene voor dracht te houden. Hadden wij slechts in 't algemeen onze gedachten weergegeven (overeenkomstig onzen landaard)onze buren ontvangen een volledig program. Ook voor ons heeft kennisname van de wenschen des heeren W. haar nutzij worden ons medegedeeld na een kort overzicht omtrent den toestand in Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Duitschland. De aspirant doe eerst eindexamen gymnasiumdoch verzuime niet later zijn fransch en latijn goed te onderhouden. Daarna begeve hij zich tot eene studie van 8 semesters en legge zich toe op 1Geschiedenismeerdere bekendheid met den ontwikkelingsgang der wereldgeschiedenis, vaderlandsche geschiedenis (ook staats- en bescha vingsgeschiedenis) „intensive Beschaftigung mit deutscher Territorial- „geschichte"; belangrijkste geschiedbronnen en de wijze om deze te gebruikenletterkundige hulpbronnen der geschiedenis en de belangrijkste werken over geschiedschrijvingoverzicht van de middeneeuwsche kunst geschiedenis. Twee semesters worden hiervoor noodig geacht. 2. Taal- en letterkunde middel-hoogduitsch (hij moet eenvoudige geschriftennatuurlijk ook oorkondenzonder moeite kunnen lezen en „mit grammatikalischer und lexikalischer Genauigkeit" verklaren); hij zij thuis in de nieuw-hoogduitsche taal- en letterkunde en begrijpe het middel- nederlandsch of oud-fransch. Weder 2 semesters „Seminar-übungen." 3. Rechts- en staatswetenschappenhij volge de colleges over rechts-encyclopaedie (inleiding tot de rechtswetenschap), instituten (ge schiedenis en systeem van het romeinsche recht)duitsche staats- en rechtsgeschiedenis; de grondtrekken van privaatrecht, „Reichs- und Lan- desstaatsrecht"administratief recht, kerkrecht, staathuishoudkunde en „Finanzwissenschaft". Natuurlijk van deze massa slechts de hoofdzaken alleen wat meer van de duitsche staats- en rechtsgeschiedenis (vooral geschiedenis der Staatsverwaltung en Behördenorganisation). 4. Hulpwetenschappen der geschiedenis (der Kernpunkt der archi. valischen Dienstvorbereitung)grondige studie der latijnsche en duitsche palaeographieder keizerlijke en pauselijke diplomatiek (de pruisische voor schriften gaan niet zoover)van de chronologie de inrichting van den christelijken kalender met zijne berekening van den Paaschdag, zijne feest- en heilige dagenzijne jaarsstijlen en het herleiden van midden- 137 eeuwsche dateeringende grondbeginselen der zegelleer en wapenkunde de historische geographie van Midden-Europavoornamelijk van Duitsch land. Ten slotte theoretische en practische archiefwetenschap, waarvan W. zijn program schetst. Te Straatsburg worden door Schrijver en Dr. Bresslaü de onder 4 genoemde vakken gedoceerd in een 2-jarigen cursus of 4 semesters 1. palaeographie, 2. diplomatiek en palaeographische oefeningen, 3. diplomatische oefeningenchronologiebeginselen der zegelleer en heraldiek, theoretische Archivkunde, 4. practische Archivkunde en historische geographie. Palaeographische oefeningen geve men, zoo moge lijk, in alle 4 semesters. Slechts 5 universiteiten kunnen centra zijnwaar zulke cursussen gehouden worden (Berlijn, Breslau of KoningsbergenMarburg, Miinchen en Straatsburg). Een archivaris zij daaraan verbonden, omdat hij het best kan beoordeelenof de aspirant aanleg voor 't archiefwezen heeft. Na afloop der voorbereiding is een examen gewenscht, doch hoe moet dit zijn? Beijeren legt het zwaartepunt in een schriftelijk examen. De eischen (zie Archivalische Zeitschrift) zijn daar echter veel te zwaar beter zijn de vragen gesteld aan de Ecole des chartes (zie Bibliothèque de l'Ec. d. ch.). Daartegenover beslist in Pruisen het mondeling examen dat veel minder licht geeft omtrent de kennis van den aspirant. Terecht zegt daarom de pruisische verordening dit gulden woord dat minder moet gelet worden op een groote massa „Memorirstoff", dan wel op bezit van wetenschappelijke methodevan helder begrip en diepen blik, belezenheid en de geschiktheid zich zelfstandig wetenschappelijk te ontwikkelen. Wiegand wil een middenweg: doctoraat aan een der 5 universi teiten, waarbij de aspirant als hoofdvak neme geschiedenis, als bijvakken rechtswetenschapgermanistiek en hulpwetenschappen der geschiedenis. Daarnaast een getuigschrift van zijn docent in de archiefwetenschap om trent zijne vorderingen en geschiktheid voor 't archiefwezen. Zoo geschiedt te Marburg. Het doctoraat geve niet een recht op aanstelling, maar zij slechts de kroon op de academische opleiding. De verschillende staten kunnen dan verder de bepalingen maken omtrent de aanstellingwaaraan voor afga een minstens 2 a 3-jarige dienst hij een archief (liefst gedeeltelijk aan een groot en aan een klein archief doorgebracht). Een staatsexamen is dan verder overbodig, omdat de geschiktheid van den candidaat genoeg zaam blijken kan. Zoo voorbereid zou de archivaris bekwaam zijn voor de belangrijke taak, die hem wacht: den staat te dienen en de wetenschap. Tegen-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1899 | | pagina 11