60 Frankrijk af te houden.) Aanteekeningen betreffende de vergadering van vaderlandsche regenten te Amsterdam, 1783—1787, medegedeeld door dr. H. T. Colenbrander. (Van B. E. Abbema, in de collectie Dumont-Pigalle op het Rijksarchief. Deze vergadering was de band, die de patriotten uit de landprovinciënvooral Gelderland en Over- ijsel, vereenigde met de Hollandsche regentendie of malcontent waren óf te goeder trouw nog iets anders en beters wilden dan enkel den stadhouder achterafzetten. De pensionarissen stonden er aanvankelijk buiten, maar werden er ten slotte door op sleeptouw genomen. Meer en meer werd de vergadering het orgaan der meest geavanceerde regenten: zij stelde zich in verbinding met de confe deratie van patriotsche burgers, waardoor zij ten slotte is mede- gesleept. In 1786 stichtte zij het Nationaal Fonds, de patriotsche partijkas. Abbema's aanteekeningen zijn onvolledig). Monsignore Garampi in Holland im Jahre 1764, Mitteilung von Fr. von Weech. (Begeleidde den nuntius Oddi naar Duitschland. Vooral belangrijk voor de mededeelingen omtrent den toestand der Katholieken.) Brief van WVleertman over de gevangenschap van baron von Görtz te Arnhem, medegedeeld door mr. W. H. de Beaufort (Aan een zekeren Mahmet, 19 Maart 1717). Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde. Vierde Reeks 11 's GravenhageMartinus Nijhoff. De eerste aflevering onder redactie der hoogleeraren P. J. Blok en P. L. Muller. P. J. Blo k. Het plan tot oprichting eener Compagnie van Asseurantie. (In 1628 vroegen eenige Amsterdamsche kooplieden aan de Staten-Generaal octrooi voor zulk een Compagnie tot bevei liging der zee voornamelijk tegen de Duinkerkers. De inrichting daarvan zou ongeveer zijn als die van de beide Indische Compag nieën; de verplichte verzekering van alle buitenvaarders bij haar zou worden voorgeschreven; een vaste premie zou worden betaald; de Compagnie zou altijd 60 oorlogsschepen in dienst moeten houden en het monopolie verkrijgen voor de handel op Turkije en Noord- Afnka, benevens een subsidie van 4 millioen en 20 oorlogsschepen en 4 jachten van den Staat. De Staten-Generaal vroegen het advies der provinciën, maar Amsterdam voornamelijk wist door te drijven, dat er toen en later niets van is gekomen. De adviezen van verschillende kooplieden zijn bewaard: het blijkt dat de hoofd bezwaren de gedwongen verzekering en de hooge premiën waren). J. C r a a n d ij k. Proeve eener geschiedenis van het geslacht van Haarlem (Het slot stond drie uren ten noorden van de stad 61 van dien naamniet ver van Heemskerk. In het begin der twaalfde eeuw komen leden van dit geslacht voor, omstreeks 1160 treedt het duidelijk in de geschiedenis te voorschijn. Tot in de eerste helft der 14de eeuw heeft het gebloeid in rijkdom en aanzien. De burcht is in onze eeuw eerst geheel verdwenen). J. B. Kan. Paullus Merula. (Betoogt, dat de bekende voorstelling van den dood van Angelus Merula bij niemand dan bij zijn neef Paullus in de Historia Tragica wordt gevonden en dus niet geloofwaardig is. De Leidsche hoogleeraar toch is volgens dr. Kan een falsarisdie b.v. aan zijn Enniusuitgave door hem zelve gefingeerde fragmenten, door hem zoogenaamd in Parijsche en andere handschriften gevonden, toe voegde en ook de autobiographie van Erasmus waarschijnlijk heeft verzonnen. P. J. B1 o k. De geloofwaardigheid van Paullus Merula. (Bestrijdt dr. Kan op alle punten. Op grond der brief wisseling van Merula zelve betoogt hijdat het handschrift der autobiographie van Erasmus in Merula's tijd door velen is gezien en voor echt erkend. Verder, dat hij voor zijn Ennius handschriften heeft gebruiktdie destijds gemakkelijk te controleeren warenmet name wordt het Parijsche handschrift met genoegzame zekerheid aangewezen. Ten slotte blijkt uit Merula's papieren, dat hij dezelfde voorstelling van de dood van Angelusdie hij in de Historia Tragica opneemt, in zijn familiearchief moet hebben gevonden. Prof. Blok „gelooft te hebben aangetoonddat Paullus Merula zoowel als geschiedschrijver als in zijne qualiteit van uitgever van onge drukte geschriften niet het wantrouwen verdient, waarmede Dr. Kan zijn nagedachtenis vervolgt".) J. de Fremery. Dateeringen van graven uit het Hollandsche huis. (Willem II en Floris V). Bibliographie van werken over geschiedenis des vaderlands, 1 Jan. tot 1 Juni 1899. P. J, Blok. Geschiedenis van het Nederlandsche Volk. IV. Groningen, J. B. Wolters. 1899. 8°. VI, 496 blz. Het is hier natuurlijk niet de plaats op de groote verdiensten van dit standaardwerk, met welks snellen voortgang het Neder landsche volk zich geluk mag wenschen, te wijzen. Een overzicht van den inhoud volsta hier pro memorieBoek VI. Derde Afdee- ling. I. De Nederlanden in 1609. II. De Vereenigde Nederlanden als onafhankelijke staat. III. De regeeringsvorm der Vereenigde Nederlanden. IV. Remonstranten en Contra-Remonstranten. V. De crisis van 1617 1619. VI. De laatste jaren van het Bestand. Vierde Afdeeling. I. De eerste jaren na het Bestand. II. Frederik Hendriks optreden. III. De Prins op het toppunt zijner macht.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1899 | | pagina 15