12 Hij wist echter, dat indertijd alle losse stukken van het Utrechtsche provinciaal archief volgens het oude systeem iu ééne chronologische orde waren gebracht, en hij drukte daarom zijne vrees uit, dat het niet mogelijk zou zijn al die duizenden stukken door te zien. Gelukkig was echter voor een paar jaren in de bijlagen der Utrechtsche Staten- resolutien de oude orde hersteld en waren dus van de verschillende soorten van bijlagen weder verschillende serieën gevormd. En zoo kon ik dus den heer Blok dadelijk toezenden de twee portefeuillesdie de brieven van de Gecommitteerden ter Generaliteit en de daarbij behoorende afschriften van ingekomen stukken bij de Staten Generaal over de ge noemde jaren bevatten. Het is mij niet gebleken, of de heer Blok, die „van eenige ondervinding spreken mag", uit deze zijne eerste kennismaking met de praktijk onzer methode geconcludeerd heeft, dat inderdaad „de archieven oorspronkelijk niet logisch waren ineengezet" en dat daarbij „de belangen van de gebruikers waren verwaarloosd." Is het thans goed duidelijk, wat wij willen? Dit is eene quaestie van belang. Want wij weten allen wel, dat prof. Blok het niet kwaad met ons meent, en wij wenschen nog gaarne te gelooven aan eenig mis verstand. Wij wenschen dit, omdat wij hechten aan zijn oordeel. Eu niet wij alleen. Juist daarom heeft zijn aanval ons eenigszins ontstemd. Juist daarom wagen wij het te vragen heeft prof. Blok er zich ernstig rekenschap van gegevendat het oordeel van een hoogleeraar iu de geschiedenisdie het werk der archivarissen als onbruikbaar karakteriseert grooten indruk moet maken op het publiek? Heeft hij zijne groote ver antwoordelijkheid gevoeld, toen hij het resultaat van onzen jareniangen arbeid veroordeelde zonder dit veroordeelend vonnis ook maar eenigszins te motiveeren? Ik vraag het ernstig en met nadruk. Hij bezit een gevaarlijk wapen; wij mogen dus vragen, dat hij dat met eenige voor zichtigheid hanteert. Zijn aanval is welkom; maar hij neme ons au sérieux hij geve zich de moeite zich behoorlijk te wapenen voordat hij den strijd begint. Zijn aanval is welkom, zeg ik. Waarlijk wij vragen om kritiek, mits het zij eene ernstige kritiekeene kritiek die vrucht draagt. In dit opzicht zijn wij nog niet verwend: alleen de heer Flament heeft zich tot nog toe daartoe aangegord. Welaan dan, Mijne Heeren! volgt zijn voorbeeldwij willen niets liever dan uwe vragen beantwoorden, uwe bezwaren oplossen, uwe aanmerkingen weerleggenzoo wij dit kunnenen zoo wij het niet kunnen, zijn wij gaarne bereid om ridderlijk de vlag te strijken. S. Muller Fz. 13 De collectie Dufresne en de Lotharingsche archieven, door IIENRI STEIN, archivaris te Parijs, medegedeeld door A. J. Flament, Rijles-archivaris in Limburg. In „le Bibliographe moderne, Courrier international des Archives et des Bibliothèques publié sous la direction de M. Henri Stein" van MeiJuni 1898 een zeer belangrijk tijdschrift voor ieder die zich met het archief- of boekwezen bezig houdt, komt een zeer merkwaardig artikel voor over eene Fransche archiefkwestie, namelijk de Lotharingsche. Er zijn op dit oogenblik twee aanhangig, n.l. deze en een te Lyon waarover ik later in dit blad ook eenige mededeelingen hoop te kunnen doen. Eerstgenoemde is al sinds 1894 aanhangig en wij wenschten hier aan de hand van den heer Henri Stein, den redacteur van voornoemd tijdschrift, een verslag van deze zaak te geven. Wij zullen echter de chronologische orde volgen. De heer Dufresne, vóór 1848 procureur te Toul en daarna conseiller de prefecture te Metz, had in eerstgenoemde plaats, of uitdrukkelijk, of stilzwijgend, verlof bekomen om de rijke gemeente-archieven te raadplegen en had er verschillende kostbare stukken van in leen medegenomenmet het voorgewend doel eene geschiedenis van het bisdom Toul te schrijven. Door zijn officieele positie te Metz gesteund, zette hij later daar en in de omstreken, zooals de heer Stein zeer aardig opmerkt, zijn „système d'emprunt" voort en leende uit verschillende openbare verzame lingen, die nog niet geklasseerd en geïnventariseerd waren, ook van de papieren van verschillende zijden naar het arsenaal te Metz gezonden, om er kardoezen van te maken 2), eene menigte stukken. In 1862, toen de archieven der stad Toul moesten geklasseerd wor den werd de heer Dufresne verzocht de door hem geleende documenten terug te geven; hij voldeed hieraan bereidwillig wel is waar, maar vol strekt niet op volledige en voldoende wijze. Ook te Metz wilde men eerst, op aandringen van den archivaris Sauer teruggave der geleende archieven vragenmaar de administratie besloot om liever het overlijden van den heer Dufresne af te wachten en zijne erfgenamen er over aan te spreken. Paris, administration 38, Rue GayLussac. Dat kardoezen maken, ten koste van de wetenschap, een treurig beeld van de veredelende werking van den oorlog op de beschaving, kwam meer voor „Citoyen' Petit, een oud-militair in Franschen dienst, schreef 13 Maart 1797 als „Commissaire du Directoire Exécutif" bij het canton Venlo, van de kloosterbibliotheken aldaar aan de Centrale Admiuistratie van het Departement der Nedermaas te Maastricht: „Les bibliothèques envoyées a Maestricht seront sans doute destinées pour le service de 1' artillerie et la République en payera le port; il y a ici un arsenal qui peut les recevoir sans frais." De Centrale Administratie beaamde echter dit plan geenszins.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1899 | | pagina 8