24 zouden er eigenlijk over 1896 geen werkzaamheden te vermelden en geen overzichten van geordende archieven te geven zijn geweest. Het verslag over 1896 is dan ook zeer kort, niet grooter dan 2 blad zijden, doch bevat nog de belangrijke meedeeling, reeds in dit blad vermeld dat de staten van de provincie het reglement op de veende rijen van 10 November 1859 hebben aangevuld met bepalingen, strekkende om de besturen tot regeling van hun archieven te kunnen dwingen. Daardoor zal het volgens den verslaggever waarschijnlijk mogelijk zijn, eerlang weer eenige archieven in een goeden toestand te brengen. Ik begrijp niet goed, hoe hetgeen mr Joosting hier zegt, overeen te brengen is met zijn vroegere bewering, dat er geen afzonderlijke veenderij archieven bestaan 2). Ten opzichte van de gemeente- en waterschapsarchieven zal onder de bestaande bepalingen geen andere weg dan die van de overreding kunnen gevolgd worden. Wanneer men daarnaast ziet, dat in Zuidholland het aantal aanvragen nog zoo groot is, dat er nog in vele jaren niet aan zal kunnen voldaan zijn, komt het mij niet onwaarschijnlijk voor, dat dit verschil voor een deel daaraan is toe te schrijvendat de provincie Utrecht aan de besturen slechts een tegemoetkoming in de kosten van de regeling toekent, terwijl Zuidholland ze geheel draagt, behalve die van het binden van registers en het aanschaffen van portefeuilles. Waar de besturen deze kosten niet willen of kunnen dragengeschiedt de ordening tochzoo goed en zoo kwaad als het gaat. Om toch een nuttig gebruik te maken van de provinciale subsidie voor de regeling van de kleine archieven voor 1896 heeft mr Joosting het gelukkige denkbeeld gehadaan zijn rapport twee bijlagen toe te voegen, waarvan de eerste een overzicht van den tegenwoordigen stand van de archiefregeling, en de tweede de nog ongedrukte inventarissen, door mrs Van Hasselt en Fruin opgemaakt, bevat. De laatste bijlage levert in niet minder dan 700 bladzijden 45 inven tarissen van archievenwelke dikwijls weer uit afzonderlijke inventarissen bestaanwanneer ze n.l. niet de stukken van een zekere lcorporatie maar die welke op zeker gemeentehuis aanwezig zijn, beschrijven. Wegens den grooten omvang dien de beschrijving kreeg, is deze bijlage afzonderlijk uitgegeven. Mr Joosting wees mij een fout aan, welke onverbeterd bleef en waarvan de vermelding dus misschien wenschelijk kan zijn op blz. 3 staat, dat het archief van Vechter- en Oudwulverbroek werd bevonden op het gemeentehuis van Houtenwaarvoor te lezen is Bunnik. Onder de inventarissen is wel de belangrijkste die van de archieven 25 aanwezig op het gemeentehuis te Montfoort, welke uit 626 nommers bestaat, waaraan nog een inventaris van charters van 90 nommers is toegevoegd. De overige inventarissen zijn van de oude archieven van de gemeenten Abkoude-Baambrugge, Abkoude-Proosdijde voor noemde gemeenten gemeenschappelijkDoornHouten-en-het-GooiLeus den, Loenersloot, Maarseveen, Maartensdijk, Odijk, Oud wul ven-en-Waaien, Renswoude, Schoonauwen en Werkhoven, het hoogheemraadschap van den Bunschoter Veen- en Veldendijk, de waterschappen Heeswijk, Holland-Sticht-en-Voorburg (Loenensch gedeelte), de Hooge boezem achter Haastrecht, Houten, Kabauw-en- ZuidzevenderKattenbroek, de Lage polder, de Lee- en rietslooten, Loopik-Loopikerkapel-en-Zevenhoven, Mastwijk-en-Achthoven,Noordlinscho- ten, NoordzevenderRapijnen-en-IJselveldSnellerwaard c.a. (voorzoover gevonden in de gemeente Loenersloot), Vechter- en Oudwulverbroek Willige-Langerak, de Winkel en Wulverhorst c.a., aanwezig op de gemeentehuizen van BunnikLoenenLoopikLoos- drecht, Maarsen, Oudenrijn, RuwielSoest, Stoutenburg en Woudenberg, bestaande uit de archieven van verschillende gemeentengerechtenpol ders, enz. Te Bunnik zijn b.v. de archieven van de gemeente Bunnik en de voormalige gemeente Rijnauwen. Het zal wel niet hoeven gezegd te wordendat alle inventarissen de blijken dragen, met nauwgezetheid en ten koste van veel arbeid bewerkt te zijn. Het is zeer opmerkelijk, dat de drie ambtenaren, die achtereenvol gens deze archieven ordendende oude registers van doopkerkelijke huwelijken enz. buiten de inventarisatie hebben gelaten Ik blijf dit in theorie voor onjuist, en in praktijk voor verkeerd houden op de gronden die ik vroeger in dit blad uiteenzette x). Op de volgende nadeelen wees ik toen niet eens. Gemeentebesturen zullen de theorie dat registers en stukken van de XVI8, XVII8, XVIII8 en het begin van de XIXe eeuw geen deel van het oude archief uitmaken, wel niet begrijpen, en dus, als ze ziendat die bescheiden in den inventaris van dat archief niet worden opgenomen, licht tot het denkbeeld komen, dat ze weinig of geen waarde hebben, en eigenlijk met pakketten gedrukte plakkaten enz. als uitschot kunnen beschouwd worden. Er is dan veel kans op, dat die stukken in den inventaris van het nieuwe archief evenzeer zullen ont brekenook omdat de sekretaris misschien niet in staat is, den juisten inhoud op te geven. Omdat ze dan in geen nommering van een archief zijn opgenomen, ontstaat het gevaar dat ze verslingeren en onopgemerkt kunnen verloren gaan, een gevaar dat nog grooter wordt door den have- 1897/98, blz. 17 en 18. 1) 1897/98, blz. 82. 2) Zie Archievenblad 1898/99, blz. 136.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1899 | | pagina 14