116 hebben en die met elkaar bijna niets gemeen hadden, zelfs tot 2 ver schillende Kreitsen des Duitschen Rijks hoorden en in tongval, wetten, rechtsgewoontenenz. zoo zeer verschillen Zoo verkrijgt men aansluiting met de archiefdepóts in Pruissen en België voor zoover daar n.l. van besturen, rechterlijke collegiën, kerkelijke instellingen enz. van ver schillende dier landen en landjes, n.l. de archieven of een deel dier archieven wordt bewaard. Het archief der Staten van Daelhem bijv. wordt te Luik bewaardvan het land van Loon te Hasseltvan Pruissisch Gelder te Düsseldorf en van al die landjes, behooren plaatsen tot Limburg, terwijl de voornaamste archiefverzamelingen van Oostenrijksch s Hertogen- rade te Maastricht berusten, van welk land slechts drie schepenbanken tot Limburg behooren. Is daar wel op gelet door de schrijvers der hand leiding? In de overige provinciën zal voorzeker zulk een bonte verschei denheid van staatjes niet bestaan hebben, doch is ook daar, bijv. in N. Brabant, verschillend gebied, dat vroeger onder andere landsheerlijke besturen ressorteerdetot ééne provincie vereenigd. De moeilijkheid bestaat nu om juist te handelen o. a. met het archief eener gemeente die, bijv. in Limburg vóór 1794 tot het Overkwartier van Gelder behoorde, als er archivalia zijn van na dit jaar maar vóór 1814. Dan zou men óf dit gemeente-archief moeten splitsen en het ouder deel onder t Overkwartier het latere onder de hoofdafdeeling „Département de la Meuse-inférieure" plaatsen en, heeft men dan nog archieven van na 1814, deze onder de hoofdafdeeling „Provincie Nederlandsch Limburg," óf wel het geheel Gemeentearchief onder een der drie afdeelingen, met verwijzing in de beide andere (het voornoemd departement omvat de geheele provincie Belgisch Limburg en niet daarentegen een aanzienlijk gedeelte, dat toen tot het Rhoerdepartement behoordedus een geheel ander gebied dan de tegenwoordige provincie, zooals zij sinds 1839 bestaat). Het woord „depót" is gebruikt èn voor levende archieven èn voor afgestorvenom het eens zoo te noemenm. a. w. er wordt gesproken bijv. van het archiefdepót van het Domkapittel te Utrecht en van een Rijksarchiefdepót in de provincie, waar grootendeels afgestorven archieven bewaard worden. Op sommige plaatsen ontstaat hierdoor m. i. eenige onduidelijkheid, althans het begrijpen wordt bemoeilijkt. (Zie o.a. 310 passim en verder). 11, pag. 19 en 20 wordt voorbeeldsgewijze gesproken van de verdeeling van het Overkwartier en over de archieven van dit gewest. Dit eischt echter de volgende rectificatie: Het Overkwartier werd verdeeld bij verschillende tractaten, namelijk van Frankfort in 1711, van Utrecht in 1713, van Baden en Rastadt in 1714, van Antwerpen (het 3<= barrière tractaat) in 1715 gesloten. Bij art. 18 van het laatste tractaat werd aan de Staten-GeneraalOostenrijk en Pruissen toegestaan het recht van 117 inzage en afschrift der archieven en een copie van den inventaris daar van terwijl deze archieven te Roermond zouden berusten. Het deel van het Overkwartier nu dat Pruissen bezat is thans deels aan Pruissen, deels aan Nederland, bet deel dat Oostenrijk bezat grootendeels aan Nederland en voor een zeer klein deel aan Pruissen, het deel dat de Staten-generaal bezaten aan Nederland. Volledigheidshalve vermeld ik nog dat in 1718 de hertog van Gulik (toen de keurvorst van de Paltz) nog in bezit kwam van Erkelenz en Over- en Nedercruchtenhem bij het tractaat van Frankfort al toegewezenwelke dorpen thans aan Pruissen behooren. In België ligt geen enkel stukje van het Over kwartier en toch heeft dit land thans het leeuwendeel der archieven van het Hof en de Rekenkamer, eertijds te Roermond bestaan hebbend; hoe dit gekomen is, zie men in mijn jaarverslag van 1894, p. 413415, 439. 14, p. 24, wordt gesproken van vernietiging van nieuwe archieven zonder sorteering en zonder onderscheiding. Naar aanleiding hiervan wenschte ik er op te wijzen, dat in eene volgende uitgave van de hand leiding, noodzakelijk, naar ik meen, de vraag dient behandeld te worden, welke archieven men, met machtiging van de bevoegde autoriteiten, kan vernietigen. Voor nieuwe archieven zijn in dien geest reeds door de Regeering soms voorschriften gegevennaar ik meen. Tot de archieven der Prefecturen en Onderprefecturen, en de daaraan voorafgegane Centrale Administratiën (in Limburg)kan men deze voorschriftenmet machtiging natuurlijk alweer der bevoegde autoriteiten, ook uitbreiden. Maar ik wenschte gaarne de vraag behandeld te zien of alle mogelijke oude papie ren van de voormalige provinciale besturen uit vorige eeuwen, rechtscol- legiëngemeente-administratiëndie niet meer tot een dossier kunnen gebracht worden en zonder historische of archeologische waardeonder welk opzicht dan ookzijnmoeten bewaard worden. Eenigszins wordt in 34 deze kwestie behandeld, doch het geldt daar alleen afschriften. Maar moeten alle bijlagen van rekeningen, ook van de 18e eeuw, worden be waard als de rekeningen zelve de posten uitvoerig vermeldenwaarvan bijv. in de bijlagen de losse rekeningeu of acquiten zijn Moeten memo ries van advocatenreplieken enz.die niet meer tot dossiers zijn terug te brengen, op zich zelf geen belang hebben en van na 1700 dagteekenen worden bewaard? Wat moet men doen met nietsbeteekenende koopmans boeken uit de 18e eeuw van kleine winkeliers, zooals ik er zooveel in 't Rijks-archiefdepót te Maastricht vind? Zou men niet kunnen volstaan met speciminis causa de voornaamste te bewaren? Enz., enz. 't Zijn maar voorbeelden en ik onthoud mij van oordeelen over het al of niet wen- schelijke of van 't bewaren óf van 't vernietigen. Ook 5 33, p. 62.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 3