184 21. Opmerkingen van den uitgever worden steeds in noten geplaatst. 22. Is een stuk na 1582 volgens den ouden kalender gedateerd, dan worden de oude en de nieuwe öagteekening in breukvorm medegedeeld. Men plaatst eerst het jaar, dan de maand, daarna den dag. 23. De adressen van brieven behoeven niet afgedrukt te worden tenzij bijzondere omstandigheden (b.v. bij quaesties over titula tuur) de mededeeling wenschelijk maken. 24. Ter vergemakkelijking van het citeeren verdient het aanbeveling, stukken van grooten omvang te splitsen in afdeelingeneu deze met cijfers tusschen vierkante haakjes 1 te nummeren. 25. De artikelen van eene instructie, ordonnantie enz. worden voor zien van nummers aan het begin van den eersten regel van elk artikel. 26. Aanteekeningen van den ontvanger over den datum van ontvangst van brieven worden onder het stuk afgedrukt. 27. Aan het hoofd van elk stuk wordenbehalve het doorloopende nummer, met andere letters dan die van den tekst kortelijk medegedeeld de namen van den steller (of de stellers) en den geadresseerde, en de aard en bestemming van het stuk (b.v. Instructie van de Sta ten-Generaal voor N. N. als ambas sadeur naar Frankrijk). Is de aard van het stuk niet met een enkel woord te karakteriseerendan wordt de inhoud daarvan zeer kort medegedeeld. 28. Bij het uitgeven van chronologische verzamelingen van stukken wordt in het midden van den bovenrand van elke bladzijde het jaartal aangegeven. Bij een omvangrijk stukdat over een groot aantal jaren looptworden op den linkerkant der bladzijden het jaarwaarin de in het stuk verhaalde gebeurtenissen voorvielenen korte inhoudsopgaven vermeld, telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat. 29. Onder elk stuk wordt de plaatswaar het handschrift berust opgegeven met de nummersdie het in het archief of de biblio theek draagt, en het nummer van de bladzijde, waarop het voorkomt in het deel of den bundelwaartoe het behoort. Verder wordt medegedeeld, of het afgedrukte handschrift een concept (Conc.) iseen origineel (Oorspr.) of een afschrift (Afschr.) en of het origineel door den onderteekenaar geschreven (Eigenh. oorspr.) of alleen onderteekend (Ondert. oorspr.) is. Een concept, dat onveranderd afgeschreven en verzonden is, noemt men een minuut (Min.)daarmede staat gelijk een con- 135 ceptwaarin door een griffier of een ander persoon van invloed enkele veranderingen gemaakt zijn, zonder dat deze verande ringen aanleiding gegeven hebben tot het maken van eene nieuwe minuut. 30. Deze opgaven geschieden in de volgende ordea. bewaar plaats van het handschrift, b. soort van het handschrift (met zijn vervaardiger) c. opmerkingen (zooalsin cijferschrift beschadigd enz.) Zijn verschillende redacties van het uitgegeven stuk aanwezig dan vermeldt men eerst het origineeldan de concepten en de minuut in chronologische volgorde, en eindelijk de afschriften, met hunne bewaarplaatsen. 31. Is de verzameling stukken chronologisch geordenddan verdient dikwijls de toevoeging van eene systematische lijst der afgedrukte stukken aanbeveling. Is zij niet chronologisch geordend, dan wordt steeds eene chrono logische lijst aan het einde van het deel medegedeeld. 32. Nauwkeurige alphabetische registers van personen en zaken zijn onmisbaar; registers van plaatsnamen zijn daarentegen niet altijd noodig. Bestaat de uitgave uit vele deelen, dan worden deze registers bij elk deel gevoegd. 33. Noten worden niet aan het slot van elk stuk of achter aan het deel, maar onder elke bladzijde geplaatst. De noten van elke bladzijde worden afzonderlijk genummerd. 34. Het gebruik van octavo-formaat is zeer aan te bevelentenzij de groote omvang van de publicatie of eene andere omstandig heid een grooter formaat noodig maakt. Boekbespreking. JOOSTING, Verslag omtrent oude gemeente-, waterschaps- en (Uitgebracht en gedrukt op last van Gedeputeerde staten.) Utrecht, Kemink zoon (over de Domkerk) 1896. De verslaggever begint met de opgaaf van een paar nommers waar mee het reeds geordende archief van Wijk bij Duurstede vermeerderd werd. Vervolgens deelt hij mee, welke de gevolgen waren van een aan schrijving van Gedeputeerde staten aan de belanghebbende besturen naar aanleiding van zijn benoeming. Een daarop van den burgemeester van BreukelenS'. Pieters enz. ontvangen aanvraag om regeling, leidde niet tot een gunstig resultaat, waarschijnlijk wegens de kostendie in Utrecht gedeeltelijk door de besturen moeten gedragen worden. VEENDERIJARCHIEVEN IN DE PROVINCIE UTRECHT OVER 1895.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 12