132
1. Elke verzameling van stukken wordt chronologisch geordend,
tenzij het verkieselijk is bepaaldegeheel van elkander afge
scheiden rubrieken te vormen.
2. Wanneer het origineel van een stuk voorhanden is, dan wordt
dit afgedrukt. Het bestaan van afschriften behoeft in dat geval
alleen vermeld te worden, als hunne aanwezigheid in deze of
gene verzameling van belang is.
3. Wanneer een of meer concepten van het afgedrukte stuk voor
handen zijn, dan worden dezen met het afgedrukte vergeleken,
en de afwijkingen opgegeven; zoo mogelijk wordt de naam van
den steller van het concept medegedeeld.
4. Wanneer alleen afschriften voorhanden zijn, dan worden deze
onderling vergeleken en de goede lezingen afgedrukt; bij twijfel
worden de verschillende lezingen in noten vermeld, de slechte
lezingen worden weggelaten.
5. Yan veranderingen in het handschrift wordt steeds de eind
redactie opgenomen. Vroegere redactiën worden slechts dan in
eene noot vermeldwanneer zijwegens den inhoud of om den
persoon van den steller, van belang zijn.
6. Wanneer men uittreksels maakt, worden de om inhoud of klèur
belangrijke plaatsen der geëxtraheerde stukken woordelijk tus-
schen aanhalingsteekens medegedeeld.
7. Bij uittreksels uit brieveninstructies en dergelijke stukken
wordt, ter voorkoming van verwarring, de oratio directa van
het handschrift behouden. (B.v. „Wij deelen u mede" of „Onze
gezant zal Z. M. melden", en niet „Zij deelen hun mede" of
„Hij zal den koning melden".)
8. In het algemeen wordt de spelling van het handschrift behouden
behoudens het volgende
a. Verwisselingen van u met v en w worden volgens het tegen
woordige gebruik veranderd.
b. De teekens y en ij worden gebruikt, zooals dat grammaticaal
behoort (y voor iij voor ii).
c. Woordverbindingen, die tegenwoordig niet meer gebruikt worden
worden gescheidentenzij de bijeenvoeging der twee woorden
eene verandering in de spelling gebracht heeft. Daarentegen
worden gescheidene woorden, die tegenwoordig verbonden worden,
aaneen geschreven.
d. In talenwaar accenten voorkomenworden die volgens het
tegenwoordige gebruik aangebracht.
133
9. Schrijffouten worden verbeterdterwijl de lezing van het hand
schrift in eene noot vermeldt wordt.
10. Verkortingen in het handschrift, waarvan de beteekenis volkomen
duidelijk is, worden door den uitgever stilzwijgend opgelost;
in geval van twijfel wordt het aangevulde tusschen geplaatst.
Ook weggelaten woorden worden tusschen aangevuld.
11. Getallen worden in Arabische cijfers gedrukt.
12. Woorden of volzinnen, door latere handen bijgeschreven worden
cursief gedrukt.
13. Plaatsen in cijferschrift worden opgelost en door gespatiëerden
druk aangeduid
14. Gebruikelijke formulieren aan het begin en het einde van een
brief en steeds terugkomende uitdrukkingen, waarmede de aan
gesproken persoon wordt aangeduid, worden zeer kort weerge
geven, tenzij bijzondere redenen het wenschelijk maken ze in
haar geheel af te drukken. Titels en woordendie in eene
publicatie zeer dikwijls voorkomen kunnen ook verkort mede
gedeeld worden. Overigens worden afkortingen bij het afdrukken
vermeden.
15. In woordelijk medegedeelde stukken of excerpten wordt de
interpunctie volgens den zin veranderd.
16. Ten einde zeer lange en ingewikkelde zinnen gemakkelijker
verstaanbaar te makenwordena. een zeer lange voorzin
van den nazin door: gescheiden, b. inlasschingen, die den
zinbouw storen of van grooten omvang zijn, tusschen twee
geplaatst,
17. Nieuwe regels kunnen, om den samenhang te verbeteren, weg
gelaten of aangebracht worden.
18. Lacunes van het handschrift worden dooraangeduid
en zoo mogelijk tusschen aangevuld.
Uitlatingen van den uitgever worden dooraan
gegeven
19. Gedeelten, die het handschrift tusschen vat, worden tusschen
geplaatst. Onzekere lezingen worden door zekere
die bevreemding wekken, door aangeduid
20. Groote letters worden gebruikt bij het begin van zinnen, bij
eigennamen en bij verkortingen van titels (b.v. Z. M.). De
van eigennamen gevormde bijvoegelijke naamwoorden begint
men eveneens met groote letters.
Handschriften, betrekking hebbende op de nieuwe
GESCHIEDENIS (1896).
Deze afwijkingen van de Duitsche voorschriften zijn aangebracht, om overeenstemming
te bewaren met 7 en 8 onzer Bepalingen over de idlgave van middeleeuwsche handschriften,
die overgenomen zijn van verschillende Duitsche voorschriften.