weinige gebouwen, die uit de 26 helft der 16° eeuw in deze Provincie
nog over zijn is thans door den Rijksbouwkundige voor de gebouwen
van onderwijs enz., den heer J. van Lokhorst, uit- en inwendig zooveel
mogelijk in zijn oorspronkelijken vorm terug gebracht.
De voorgevel met topgevel is in gebakken en gehouwen steen zeer
fraai uitgevoerd. Overigens is het gebouw in gebakken steen opgetrokken.
Vóór de deur onder den topgevel is een bordes. Aan de voorzijde
tegen de borstwering van dit bordes is het Friesche Wapen met het
jaartal 1621. Op deze borstwering zijn 4 zittende leeuwen, houdende
ieder een wapenschild met het wapen van één der 4 kwartieren van
Friesland: Oostergo, Westergo, Zevenwouden en de Steden.
De boven- en zolderverdieping worden door zeer zware houten balken
gedragen. Beide balklagen zijn thans geheel vernieuwd. De eikenhouten
kap, aan de voorzijde met leien en aan de achterzijde met pannen gedekt,
had geen geheele vernieuwing doch slechts eenige reparatie noodig. Bijna
het geheele gebouw is onderwelfd met vrij hooge gewelven.
De voorgevel is ruim 34 meter lang. Een klein gedeelte van het
gebouw is slechts 10 meter diep, doch overigens is het aan de achterzijde
meer uitgebouwd.
Naast het hoofdgebouw is een kleiner gebouw van 2 verdiepingen
eenige meters naar binnen van de straat af gelegen. Dit gebouw, dat
inwendig communiceert met het hoofdgebouw, dient beneden voor conciërge
woning, en op de verdieping is de Buma-bibliotheek geborgen. Tusschen
dit gebouw en het hoofdgebouw aan de achterzijde is thans een traptoren
gebouwd, waarin een steenen wenteltrap, waarmede men de verdieping
boven de concierge-woning en tevens de verdieping van het hoofdgebouw
kan bereiken. Aan de andere zijde achter aan het hoofdgebouw is het
trappenhuis, waarin een eikenhouten wenteltrap. Deze heeft een fraai
bewerkte steenen spil en is grootendeels overwelfd door een zeer merk
waardig gewelf.
Het hoofdgebouw dient beneden voor bewaring en administratie der
Rijksarchieven, terwijl de geheele bovenverdieping in gebruik is bij de
Provincie voor de Provinciale bibliotheek. Op een gedeelte van den zolder
zijn kasten opgesteld, die bestemd zijn tot bewaring van archieven; op
een ander gedeelte van dien zolder zijn kasten voor de Provinciale
bibliotheek.
69
De geheele voorzijde van het gebouw beneden is archief-bewaarplaats.
Dit is eene groote ruimte, door een muur, waarin een doorgang, ver
deeld in twee lokalen van 24 bij 9 M. en 9 bij 9 M.
Deze lokalen hebben alleen aan de voorzijde ramen de drie overige
wanden zijn betimmerd met kasten ter hoogte van 4.30 a 4.75 M.
Voorts zijn aldaar 12 dwarskasten. Deze zijn 5.50 M. breed en
4.30 M. hoog. In het grootste lokaal is vóór de hoofddeur een ruimte
ter breedte van 4 M. open gelaten; overigens staan deze kasten 1.40 a
1.60 M. van elkaar, en zijn aan de voorzijde 1.40 M. van de muur en
aan de achterzijde 1.40 M. van de muurkast verwijderd. Zij staan los
op den vloer en zijn boven verbonden door twee ijzeren stangendie aan
beide zijden over de kappen loopenen daaraan en tevens op de kap
van de daarmede evenwijdig loopende muurkasten bevestigd zijn.
De kasten zijn 76 '/2 cm. diep. Door 3 verticale tusschenschotten
op gelijke afstanden van elkaar en door éen horizontaal tusschenschot
ter hoogte van 2.40 M. zijn deze kasten in 8 afdeelingen verdeeld. In deze
afdeelingen kunnen de planken op verschillende hoogte gelegd worden.
De zijwanden en tusschenschotten zijn namelijk voorzien van dwarslatjes ter
dikte van 21/2 cm., op 3 lj2 cm. afstand van elkaar. In het midden
van de zijwanden en tusschenschotten is in verticalen stand een lat aan
gebracht, zoodat de planken niet tegen elkaar komen en er voldoende
luchtstrooming daartusschen en tusschen de archief-banden blijft.
De planken zijn 2V2 cm. dik, 35 cm. breed en 1.31 M. lang. Zij
bestaan uit 3 a 4 aaneengeploegdeaan beide zijden door een dwarslat
verbonden, stukken hout, zoodat kromtrekken zooveel mogelijk voorkomen
is. De kasten en planken zijn geverfd.
De muurkasten zijn op dergelijke wijze ingericht.
Aan de achterzijde der dwarskasten zijn rakjes aangebrachtwaar
de brandzakken opgehangen zijn.
In deze beide lokalen hebben de gezamentlijke kastende gemid
delde afstand der planken op 44 cm. gerekend, 1640 M. bergruimte,
waarvan door de thans alhier overgebrachte archieven ruim 1176 H.
wordt ingenomen.
Aan de achterzijde van het hoofdgebouw, zijn, behalve het trappen
huis: de archivaris-kamer en een vertrek daarnaast, dat thans door den
concierge-boekbinder-klerk gebruikt wordt.
De archivaris-kamer, tevens werkkamer voor het publiek, is 9 bij
8.60 M. groot en is voorzien van eikenhouten meubilair o. a. twee groote
kasten. Het bovengedeelte van deze kasten is gesloten met glazen schuif
deuren. Daarin zijn geborgen de bij het archief behoorende bibliotheek
eenige doozen met losse stukken en voorts inventarissenregisters en
ander dagelijks gebruikt wordend materiaal. Het onder-gedeelte is voor
berging van kaarten en charters bestemd.
Wie de bouwmeester der Kanselarij was is niet met zekerheid bekend, doch hoogstwaar
schijnlijk is het geweest Bartholomeus Janszoon Coninclijke Mayesteijts bouwmeyster"die volgens
eene oorkonde van 1571 destijds alhier vertoefde.
Galland zegt van het gebouw in zijne „Geschichte der Hollsindischen Baukunst und Bildnerei"
blz. 591: „Die Kantzlei (steht) als eine hóchst monumentale Schöpfung da, die um so wertvoller
erscheint als_ sie, auf dem Boden heimischer Tradition erwachsen, sich wie ein durch die Renais
sance modifizierter Auslaufer des altfriesischen Kastellbaues ausnimmt."
2) In 1646 werd dit door de Staten van Friesland aangekocht en bij het hoofdgebouw
aangetrokken.