108
hij in hetzelfde jaar hoogleeraar in de rechten, bleef dit tot 1620
en stierf in 1627. „Veertig jaar lang was B. in menig opzicht een
sieraad van Leidens hoogeschool, de vader der rechtsgeleerde faculteit,
bevriend met de besten en invloedrijksten uit zijn omgeving, geëerd
ook in het buitenland om zijn groote bekwaamheden en bij de stu-
deerende jongelingschap in hoog aanzien om zijn degelijk onderwijs,
zijn vriendelijken omgang en zijne altijd bereidwillige hulpvaardigheid."
Het dagboek loopt van den 25 Maart 1591 tot den 27 April 1627
en bevat B.'s eigenhandige aanteekeningen „omtrent staatkundige en
kerkelijke gebeurtenissen van den dag, aangelegenheden de Leidsche
Hoogeschool en inzonderheid de faculteit der Rechtsgeleerdheid be
treffende en bijzonderheden uit zijn eigen particulier en huiselijk
leven.1' Het origineele handschrift berust op de bibliotheek te Deven
ter; een uittreksel van den Leidschen hoogleeraar Joh. Alberti van
1715 en een nieuw extract daaruit van Prof. te Water van 1802
zijn op de Leidsche bibliotheek te vinden.
L. A. Rademaker. Didericus Camphuysen. Gouda, Koch en
Knuttel. 1898. 8°. X, 340 blz. met portret en facsimile. Utrecht-
sche dissertatie.
Inleiding. I. Litteratuur en bronnen. II. Camphuysen's
Leven. (Geb. in 1586 te Gorcum, eerst voor schilder opgeleid, in
1608 student te Leiden, 1610 gouverneur bij den heer Van Lan-
gerak, 1613 gehuwd, 1614 praeceptor aan de Hieronymusschool te
Utrecht, 1617 predikant te Vleuten, 1619 afgezet en uitgebannen,
sedert zwervende, 1620 te Norden, 1622 te Harlingen, daarna op
Ameland, 1624 te Dokkum, 1627 aldaar overleden). III. Camphuysen's
Werken. (I. Theologische werken II. Dichterlijke werken.
III. Aan Camphuysen toegeschreven werken). IV. Camphuysen
als Theoloog (I. De Prediker, Catecheet en Zieleherder. „Zijne
preeken waren voor dien tijd modellen (zij) waren uitsluitend
op stichting berekend" „zoodat zelfs Roomschen onder zijn gehoor
kwamen." „Maar meer dan prediker en catecheet is Camphuysen
zieleherder, of beter nog zielearts geweest". II. Zijn godsdien
stige en kerkelijke denkbeelden. „Van een leerstelsel is bij hem
geen sprake, van polemiek had een afkeer, theologische speculatie
viel niet in zijn smaak". Om dat toe te lichten behandelt dr. Rade
maker uitvoerig Camphuysen's „Onbedriegelijk Oordeel" „dat wij
zijn lijfstuk zouden kunnen noemen" en „dat voor zijn doen vrijwel
theoretisch is". „Het is een moeilijke, ja bijna onmogelijke taak,
Camphuysen in te deelen bij een der secten van zijn tijd" „hij was
geen Calvinist, geen Remonstrant, geen Sociniaan", „maar over het
algemeen is de overeenkomst met de Sociniaansche gevoelens treffend".
109
Hij was „een dissenter onder de dissenters"). V. Camphuysen als
dichter. VI. Beoordeeling en invloed van Camphuysen's persoonlijk
heid. Bijlagen (o. a. I. Leven en daaden van Dirck Rafelse Kamp-
huisen van Barend Joosten. V. Uitbreiding van eenige psalmen.
VII. Portretten van Camphuysen. IX. Bibliographie).
II. S. Veldman. Catalogus van den historischen atlas van Delft
en Delfland (benevens portretten en daden uit den 80-jarigen oorlog).
Delft, Gebr. Kleyn van Willigen. 1898. 8°. VIII, 210 blz.
De indeeling is als volgtDelft. I. Historieprenten betreffende
Delft. II. Portretten betreffende Delft. A. Lands- en Stadsregee-
ring. B. Bedieningen en beroepen, a. Geestelijken. 1. Katholieken.
2. Hervormde predikanten en hoogleeraren. 3. Gasthuispredikanten.
4. Doopsgezinde predikanten. 5. Waalsche predikanten. 6. Ver
schillende secten. b. Schilders en graveurs, c. Bouwmeesters, d.
Letter- en geschiedkundigen, e. Dichters, f. Genees-, heel- en
natuurkundigen, g. Rechtsgeleerden, h. Staatslieden, i. Krijgs
lieden. j. Diverse personen. III. Historieprenten en portretten
betreffende de Heerlijkheden. Aanhangsel. Overige schilderijen op
het Raadhuis aanwezig. Delfland. Historieprenten en portretten
betreffende Delfland. Portretten en daden uit den 80-jarigen
oorlog. I. Prins Willem I en zijn tijd. II. Prins Maurits en zijn
tijd. III. Prins Frederik Hendrik en zijn tijd. IV. Prins Willem II
en zijn tijd.
Dat in dezen catalogus veel voorkomt, wat niets met Delft
heeft te maken, vindt zijn verklaring in het feit, dat vele portretten
en prenten afkomstig zijn uit het legaatBeelaerts, welke collectie
niet alleen met het oog op Delft was bijeengebracht. Vandaar de
afdeeling Portretten en daden (waarom niet liever historieprenten
uit den 80-jarigen oorlog. Alleen de portretten van Lands- en
Stadsregeering vormen een afzonderlijke afdeelingterwijl alle andere
personen onder de wel wat ruime rubriekBedieningen en beroepen
vallen. De geestelijken hadden afzonderlijk gekundook oefenen
letter- en geschiedkundigen en dichters geen bediening of beroep
uit. Zeer wenschelijk ware telkens verwijzing naar Muller's Historie
prenten, en van Someren's Catalogus van portretten geweest.
H. S. Veldman. Catalogus van den topographischen atlas van
Delft en Delfland. Delft, Gebr. Kleyn van Willigen. 1898. 8°. VI, 105 blz.
IndeelingDelft. I. Platte gronden der stad. II. Gezichten
op en bij de stad. III. Gedeelten der stad. A. Verzameling van
gezichten. B. Grachten en straten. C. PleinenMarkten en Bruggen.