104 aanzienlijke Russen. (De gebroeders Rumjantsof.) Ch. M. Dozy. Kerk en Staat te Leiden in het laatst der 16de en begin der 17de eeuw. Ka een overzicht gegeven te hebben van de regeeringsvormen en de kerkelijke, staatkundige en maatschappelijke toestanden, zet schr. de beginselen uiteen, waaruit de strijd op het einde der 16de en het begin der 17Je eeuw zijn oorsprong vond. De kamp tusschen het Calvinistisch geloof, dat de kracht van den opstand had uit gemaakt, en het politiek beginsel, dat dien had geleid, ontbrandde het eerst in de bekende zaak van den predikant Coolhaes en zijn aanhang. In 1580 werd voorloopig een vrede gesloten onder bemid deling van den bekenden IJsbrand Balk, maar reeds het volgende jaar werd de strijd weer heftig de tegenstellingen waren te scherp om te worden gesmoord. Tegen Coolhaes trad de rechtzinnige partij met kracht en verbittering op in 1583 moest hij het prediken staken, hoewel de magistraat hem de hand boven het hoofd bleef houden. De samenzwering van Leycester versterkte de positie van den magistraat tegen den kerkeraad niet weinigin den eersten tijd bleef het vrij rustig. In 1595 werd de heftige predikant Hackius afgezet. Maar in de 17de eeuw hernieuwde zich de verbitterde kamp: vooral te Leiden zeer verbitterd door de immigratie van vele Zuid-Nederlanders. Gomarus en Arminius stonden hier per soonlijk tegenover elkander. Reeds in 1610 kwam het tot samen scholingen van het Gomaristische volk. Natuurlijk stond de Magis traat geheel aan de zijde van Oldenbarneveld in den strijd tijdens het Bestandmaar had met steeds heftiger verzet van den kerkeraad en het volk te strijden. Hommius werd steeds machtiger. Waard- gelders werden in 1617 in dienst genomen, wat aanleiding gaf tot een hevig oproer. In 1618 kwam ook hier de gewelddadige ont knooping. In Leiden ook was de wet verzet en de waardgelders ontslagen. De overwinning der Contre-Remonstranten was volkomen. G. J. W. Koolemans Beynen. Engelands bedoelingen bij het werkdadig optreden op het vasteland gedurende den tweeden coalitie oorlog. (Het is Engelands bedoeling geweestniet een zoogenaamde diversie uit te lokkenten einde de andere oorlogvoerende mogend heden de taak te verlichtenmaar om hier te lande den ouden stand van zaken, zelfs met uitbreiding van de macht en het gezag van het huis van Oranje, te herstellen, terwijl daarbij niet als hoofdzaak gold de inbezitneming der Bataafsche vloot.) Ernst Baasch. Die Börtfahrt zwischen HamburgBremen und Holland. (Forschungen zur Hamburgischen Geschichte II). Hamburg, Herold'sche Buchhandlung. 1898. 8°. VIII, 114 blz. In drie hoofdstukken behandelt Dr. Baasch het beurtverkeer 105 tusschen Hamburg en Holland, Bremen en Holland, Hamburg en Bremen. Het verkeer tusschen Holland en de zoogenaamde kleine Oost bestond reeds in de Middeleeuwenmaar eerst op het einde der 16de eeuw werd die handel van groote beteekenis. In 1625 bezat Nederland te Hamburg een derde van den zeehandel naar tonnenmaat, de helft naar het getal schepen: in 1642 voeren wel 3000 koopvaardijschepen per jaar tusschen Hamburg en de Neder landen. Nog in 1716 kwamen uit Holland tusschen 2 en 3000 schepen te Hamburg, die 's zomers 4 tot 6 reizen maakten; daaren tegen voeren slechts 6 Hamburgsche schepen op Holland. Buiten dit groote verkeer stond een geregeld beurtveer tusschen Amsterdam en Hamburg, in 1598 en vooral in 1613 definitief geregeld. Het veer was een monopolie, waartegenover de vracht van overheidswege werd vastgesteld en de schippers aan bepaalde eischen moesten voldoen. Herhaaldelijk zijn deze verordeningen verscherpt. In de 17de en 18de eeuw kwamen meermalen klachten voor over ontduikiug van het veer: er kwam o. a. een beurt tusschen Amsterdam en Harburg en een tusschen Haarlem en Hamburg tot stand. Het monopolie bleek evenwel op den duur onhoudbaar: toch werd bet, nadat de Fransche tijd alle verkeer had doen ophouden, in 1816 weer inge steld. Reeds in 1820 werd het evenwel opgeheven. Het verkeer met Bremen wa3 op ongeveer dezelfde wijze ge regeld. Een aantal officiëele stukken zijn in de bijlagen afgedrukt. Abel Janszoon Tasman's Journal of his discovery of van Diemens- land and New Zealand in 1642, with documents relating to his explo ration of Australia in 1644, being photo-lithographic facsimiles of the original manuscript in the Colonial Archives at the Hague, with an English translation and facsimiles of original maps, to which are added Life and Labours of Abel Janszoon Tasman by J. E. Heeres L. L. D. Professor at the Dutch Colonial Institute Delft, and Observations made with the compass on Tasman's voyage by dr. W. van Bemmelen, Assistant-Director of the Royal Meteorologial Institute Utrecht. Amster dam, Frederik Muller and Co, 1898. Fol. 10, 195, 57, 162, 21 blz. Het is onmogelijk te dezer plaatse aan deze grootsch aange legde uitgave recht te doen wedervaren. De titel geeft den inhoud voldoende weer. Natuurlijk is het belangrijkste gedeelte de levens beschrijving van Tasman door Prof. Heeres. Op grond van eigen en anderer onderzoekingen geeft hij een helder geschrevenweten schappelijk besverkt verhaal, dat alles wat tot dusverre over Tasman geschreven is verwerkt en vervangt. IndeelingI. Introduction. The Dutch Chartered East India Company. II. Tasman's birth place. III. Tasman's second marriage, 1632. External circum-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 24