98 „Pasche celebrantur, regnante quinto Henrico anno imperii sui „tertio" en „anno incarnationis Domini M°C°XYI, indictione „VIII, die XVII Kalend. Aug., regnante Y Henrico, VI imperii „sui anno"). II. De ouderdom der maan in de oorkonden van graaf Dirk YII (de luna is in van den Bergh I N°. 182 juist berekend; de datum van N°. 188 moet gelezen worden: „anno „dominice incarnationis MCC.IX Kal. Martii luna III", waarvan de luna IV had moeten zijn). III. Stijl en indictie in de oorkonden van graaf Willem II, Roomsch koning (na een uitvoerig onderzoek wordt geconcludeerd tot bevestiging van de meening van Weidenbach (blz. 245) en Boehmer (2de ed. blz. 920). Verder wordt afgeleid, dat in de Hollandsche kanselarij eerst onder graaf Willem II (1234 1256) de Paaschstijl den jaardagstijl kwam verdringen en sinds Jan II (12991304) uitsluitend gold (evenals in het bisdom Luik onder Jan II (12291238) de Paaschstijl den Kerststijl verdrong en sedert uitsluitend in gebruik bleef). Mr. L. M. Rollin Oouquerque. Het aasdoms- en schependomsrecht in Holland en Zeeland in verband met het erfrecht der naburige provin ciën. (Uitgegeven door het Prov. Utr. Gen. van K. en W.). 's Gravenhage, Martinus Nijhoff', 1898. 176 bladz. Omtrent het oude intestaat-erfrecht in Holland en Zeeland zijn er weinige gegevens. De Instructie van het oud aasdoms- en schepen domsrecht dd. c. 1562 bespreekt het eerst deze beide rechten meer uitvoerig. Aangaande deze instructie worden enkele opmerkingen gemaakt en daarna overgegaan tot eene uiteenzetting van de ver schilpunten der beide rechtenook in verband met hunne adagia „het naaste bloed erft het goed" en „het goed gaat vanwaar het „gekomen is". Erfrecht ab intestato is gegrond op bloedverwantschap met den erflateraanvankelijk werd overal geërfd naar lijnen en graad door een engen kring van verwanten, wat langzamerhand hier en daar gewijzigd werd. Representatie, in het schependomsrecht strekkende in infinitumwerd in het aasdomsrecht eerst in lateren tijd toege laten. Volgens het laatstgenoemde recht erfde de vader of moeder, zijn (haar) kind overlevende, diens nalatenschap; volgens het schependomsrecht werd die nalatenschap daarentegen beschouwd als afkomstig te zijn van den vooroverleden ouder of van 's kinds eigen arbeid. Zoo is er voortdurend afwijking tusschen beide rechten wat met vele voorbeelden wordt aangetoond. Het aasdomsrecht gold in Leiden, Delft, sommige plaatsen van Delfland, in KennemerlandWest-Friesland en Gooiland (behalve Naarden) en het schependomsrecht in zuidelijk Hollandop de Zuid- 99 Hollandsche eilanden en in Zeeland, terwijl het versterfrecht van het land van Arkel als het ware tusschen beide in stond. Het was dus eene goede gedachte van de Staten van Hollandtoen zij besloten het erfrecht ab intestato in eene ordonnantie te beschrijven. Waarom en wanneer men in dien tijd van troebelen tot die codifi catie besloot, is bij gebrek aan bronnen niet uit te maken. Zeker is alleen, dat in 1578 een ontwerp-plakkaat in de vergadering der Staten ter tafel kwam. Na eenige wederwaardigheden werd op 1 April 1580 de Politieke Ordonnantie vastgesteld, waarin ook het erfrecht werd behandeld. Doch de goede wil der Staten bereikte niet den gewenschten uitslag. Reeds in Juni d.a.v. kwam protest in van het Noorderkwartier, gevolgd door betoogen van verschillende plaatsen ten gunste van het aldaar vigeerende aasdomsrecht. Het gevolg hiervan was, dat op 18 Dec. 1599 eene tweede ordonnantie werd vastgesteld omtrent het versterfrecht voor Holland ten noorden van den Rijn (met uitzondering van eenige aan weerszijden van den Rijn gelegen plaatsen als Gouda, Waddinxveen enz.). Doch Gorin- chem bleef zich houden aan het Arkelsche recht, het land van Yoorne weigerde te volgen de Politieke Ordonnantie, en ook elders bleef men verzet aanteekenen tegen den wil der Staten. Ook in Zeeland werd men gezind tegen het schependomsrecht en niet zelden werd door de Staten toegestaan, bij uitersten wil voor zijne nalatenschap toepassing van het aasdomsrecht te verlangen. In 1760 was dit het vigeerende versterfrecht in Holland en Zeeland. Na eene uitvoerige uiteenzetting van het voorgaande behandelt schrijver hierna de Politieke Ordonnantie voorzoover hierop betrek kelijk en de ordonnantie van 18 Dec. 1599 artikelsgewijzemet aanteelceningen omtrent de beteekenis en verandering der voorschriften. Tevens geeft hij mededeelingen omtrent punten niet in de Politieke Ordonnantie vermeld. Een groot aantal bronnen, aan het werk toegevoegd, dienen ten bewijze van het medegedeelde. Mr. J. J. S. baron Sloet en Dr. J. S. van Yeen. Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Eerste stuk. Arnhem, P. Gouda Quint, 1898. (Uitgegeven door „Gelre", Yereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht). Dit register is vervaardigd door de leengriffiers Ev. van Reidt (in functie over 15781595) en zijn opvolger en broeder Joost van Reidt (1595—1627). Het is tot den tijd van koning Philips ver geleken met de leenaktenboekendaarna slechts waar de bewerkers meenden, dat het noodig was. De bezwaringen der leenen zijn

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 21