96
P. dk Bas. Nasporingen en studiën op het gebied der krijgsgeschie
denis. Derde jaargang (1 October 1897). (Overgedrukt uit de Verslagen,
Rapporten en Memoriën omtrent militaire onderwerpen). 's-Graveuhage
Gebr. van Cleef, 1898.
Betrekkingen werden aangeknoopt met de beheerders der ver
zamelingen van de „Kriegsgeschichtliche Abtheilung (Grosser
„General Stab)" en van de „Kriegs-Akademie" te Berlijn. De Gentsche
archivaris heeft in Belgische dagbladen zijne landgenooten opgewekt
het streven der Nederlanders te steunenonder mededeelingen omtrent
bun werkeenige bijdragen kwamen uit België in. Aan bet
Repertorium werd voortgewerkt. Beschreven of aangeteekend werden
de op de Koninklijke Bibliotheek aanwezige handschriften en dag
bladen betreffende krijgsgeschiedenis. Uit ontvangen inlichtingen
bleek, dat belangrijke bescheiden berusten te Berlijn (over de
diplomatieke onderhandelingen tusschen Pruisen, Engeland en Rusland,
1796 1799) en te Parijs (over de verdediging van de Bataafsche
Republiek tegen de onderneming der Engelschen en Russen, 1799).
Mededeelingen worden gedaan omtrent de belangrijkste onderzoekingen
(ook in biervoor opengestelde familie-archieven). In 1896/7 werden
in 15 plaatsen de onderzoekingen voortgezet. De onderzoekingen
over het oorlogsjaar 1799 zullen den volgenden winter waarschijnlijk
afloopen. Den 1™ luitenant de Witt Huberts te Amsterdam werd
bizondere tevredenheid betuigd over zijn werk. Het huis-archief
van lord Wellington (Apsley-House te Londen) en de „Hill's
„Papers" en de „Waterloo-letters" (British Museum) verspreiden
nieuw licht omtrent het door de Nederlandsche troepen te Quatre-
Bras en te Waterloo verrichte. Voldoend materiaal is voorhanden
voor een tweeden druk van de geschiedenis van het korps rijdende
artillerie en die der drie regimenten huzaren. Het „Brusselsche
„Verbaal" bevat nog vele in België onbekende bizonderheden omtrent
het „Belgische Legioen" en de oprichting der Zuid-Nederlandsche
korpsen in 1814 en 1815. In Zeeland en in Dordrecht bleken
belangrijke gegevens te berusten. Behalve voor 1799 en 1815 zijn
de nasporingen thans het verst gevorderd voor den Nederlandsch-
Munsterschen oorlog en de oorlogvoering van 1672 1678. Na
afwerking van 1799, zullen dan ook deze laatste afgewerkt worden
de Nederlandsche archivalia schijnen daartoe niet voldoende bouw
stof te leveren. Zooveel mogelijk zullen in 1897/8 dezelfde officieren
in dezelfde garnizoenen werkzaam zijn. II. Aanwinsten van het
krijgsgeschiedkundig archief. -III. Omtrent het gebruik der krijgs
geschiedkundige bescheiden valt niets bizonders op te merken.
97
Het ten vorigen jare vermelde handschrift van den pn luitenant
P. H. van der Kop aangaande den Spaanschen erfopvolgings oorlog
werd door hem bijgewerkt. Waarschijnlijk zullen in 1899 voor den
druk gereed komenhet „Repertorium van de Nederlandsche krijgs
geschiedenis"het Register van voorhanden kaarten, plans en
teekeningenbehoorende tot bet Krijgsgeschiedkundig Archief van
den Generalen Staf, en de inventaris van den atlas „Halma".
Bijlage IInrichting van de inventarissen der krijgs
geschiedkundige bescheidenvoorhanden in de rijks-, gemeente
en bijzondere archieven en ter griffie der provinciën.
Bijlage IIStand der krijgsgeschiedkundige nasporingen in
de rijks-, gemeente- en bijzondere archieven en ter griffie der
verschillende provinciën op 1 October 1897. Bijlage III:
Aanwinsten van het Krijgsgeschiedkundig Archief sedert 1
October 1896. Errata in het 2de en 3de Jaarverslag.
Inventaire des cartulaires conservés en Belgique ailleurs que dans
les dépots des archives de l'Etat. Bruxelles, Ilayez, 1897. (Uitgegeven
door de Académie royale de Belgique, Commission royale d'histoire).
Deze inventaris vormt een vervolg op den Inventaire des
cartulaires conservés dans les dépots des archives de l'Etat en
Belgique, door dezelfde commissie uitgegeven. Een derde inven
taris zal vermelden de Belgische cartularia, berustende in den
vreemde, waartoe medewerking wordt ingeroepen. De serie zal
worden afgesloten door eene „liste des chartriers des anciennes
„institutions civiles et réligieuses de la Belgique."
De verschillende cartulariën (gerangschikt naar de plaatsen,
waarop zij betrekking hebben, in alphabetische volgorde), worden
kortelijk omschreven en de plaats van bewaring medegedeeld.
Enkele noten geven nadere inlichtingen omtrent sommige cartulariën.
Een nuttige wegwijzer is het daardoor voor bronnenstudiën. Over
weging verdient het, of voor Nederland niet een dergelijk werk zijn
nut zou hebben
Mr. R. Frutn Th.Azn. Over de dateering van eenige oorkonden
der Hollandsche graven. (Bijdragen voor Yaderlandsche geschiedenis en
oudheidkunde, 3d0 Reeks, Dl. X, bl. 125 vlg.).
I. De anni imperii van Hendrik V in de beide oorkonden
van graaf Floris II (de data van de oorkonden bij v. d. Bergh
I Nos. 98 en 103 moeten respectievelijk luiden: anno incarnationis
„Domini M0C°XIII0, indictione sexta, idibus Aprilis quando octave
De Literatuurkroniek, waarin het vorige verslag wordt aangekondigd, vermeldt abusie
velijk „Tiende" in plaats van „Tweede" jaarverslag.
Wie dit met mij eens mocht zijn, verzoek ik korte opgaven omtrent de hem bekende
cartulariën aan mij te zenden. Bij algemeene deelneming zal dan een nuttig werk geboren worden.