48
„Rékeninge Jan Breyen expens. Ghelr. anno LXXII". Medegedeeld
wordt de wijze van bewerking. Eene korte toelichting herinnert,
hoe, na het overlijden van Beinoud op 4 Dec. 1371, twee zijner
zusters aanspraak maakten op den Gelderschen troon Mechteld
als oudste en Maria als moeder van een mannelijken telg. Jan
van Blois, 14 Febr. 1372 gehuwd met Mechteld, trad voor hare
belangen opgesteund door de partij der Heekerens en den bis
schop van Utrecht; de Bronkhorsten verklaarden zich voor Maria's
zoon. De rekening geeft een verslag van den vergeefschen tocht
van Jan van Blois, om Gelre te bemachtigen.
Zwolsche Kroniek van 1520 tot 1526, uitgegeven door Mr. J. W.
Mulder. (Yereen. tot beoef. v. Overijss. regt en geschied.). Zwolle, de
Erven J. J. Tijl, 1898. VI en 62 bladz.
Deze kroniek is uitgegeven naar een gelijktijdig handschrift,
waarschijnlijk afkomstig uit een der nonnenkloosters te Zwolle,
doch thans aanwezig in het gemeente-archief aldaar. Het is het
verhaal van den in 1520 ontstanen twist tusschen Zwolle en
Kampen over een door Kampen geheven tol op het Zwarte Water.
M.'s oorspronkelijk plan was het handschrift uit te geven onder
toevoeging van verdere archiefstukken, op dien tijd betrekkelijk
(vergel. verslag najaarsvergadering 1890, blz. 14). Door zijn
vertrek uit Zwolle was hem dit evenwel niet mogelijk, hij geeft
dus voor hem, die dit plan wil uitvoeren, den tekst van de kroniek.
J.
Felix Rachfahl. Margaretha von Parma, Statthalterin der Nieder-
lande (1559 1567). (Historische Bibliothek. Herausgegeben von der
Redaktion der Historischen Zeitschrift. V.) München und Leipzig, R.
Oldenbourg, 1898. 8°. VIII, 276 blz.
Dit boek wil geen beeld geven van het voorspel van den
80-jarigen oorlog, maar een studie zijn over de rol, die Margareta
daarin speeldezoo zijn slechts die momenten in de algemeene
ontwikkeling der gebeurtenissen aangestipt, die van belang zijn
voor de beoordeeling van haar werkzaamheid. Vooreerst verhaalt
Rachfahl Margaretha's levensgeschiedenis tot 1559, wat ook voor
de beoordeeling van haar regentschap van gewicht is, omdat zij
zich nooit in haar gedachten van Italië, waar de belangen van
haar huis lagen, kon losmaken. De bekende gebeurtenissen van
lo59 tot 1567 worden daarna op duidelijke wijze in een goed
geschreven overzicht uiteengezet. Rachfahl's oordeel overMargaretha's
karakter is niet zeer gunstig, veel ongunstiger dan gewoonlijk
49
geschiedt. Haar staatkundige bekwaamheid was onbeduidend.
Familiebelangen, persoonlijke betrekkingen, sympathieën en anti
pathieën waren de drijfveeren van haar handelingen bovendien was
zij ijdel en eerzuchtig en leed zij zeer aan zelfoverschatting. De
mannelijke zelfstandigheid en standvastigheid, die men gewoonlijk
in haar roemt, zijn niets dan verdichting. Zij was eenvoudig de
speelbal van haar toevallige raadgevers en gunstelingen. Tevergeefs
zoekt men in haar naar een werkelijk groote karaktertrek; zij liet
zich altijd door kleine motieven leiden. Beurtelings was zij de
spreekbuis van Philips II en van de oppositie. In geen enkel
opzicht was zij opgewassen tegen de zware taak, die haar op
de schouders was gelegd. Rachfahl meent, dat de hoofdreden,
waarom zij het stadhouderschap van de Nederlanden op zich nam,
deze was, dat zij Philips aangenaam wenschte te zijn, ten einde
het Spaansche garnizoen uit Piacenza verwijderd te krijgen. Uit
dat motief is ook haar geheele politiek te verklaren. Het duidelijkst
treedt dat aan den dag tegenover Granveile, dien zij verdacht haar
pogingen om Piacenza bij den koning tegen te werken en dien
zij daarom na een vrij plotselinge omzwenking in den steek liet;
zijn val was daarvan het onvermijdelijk gevolg. De schrijver wijst
er herhaaldelijk op, dat de strijd van de grooten tegen den koning
niet eigenlijk gezegd is een strijd van vrijheid tegen tirannie, maar
meer een verzet van den feodalen adel tegen den modernen rechts
staat der Bourgondiërseerst de strijd voor matiging, later voor
afschaffing der plakkaten gaf aan de beweging een populairen
grondslag. Rachfahl putte uit de bekende gedrukte bronnen en
bovendien uit een omvangrijk ongedrukt materiaal te Brussel
ongelukkig geeft hij bijna nergens zijn bronnen aan.
J. Prinsen. Gerardus Geldenhauer Noviomagus. Bijdrage tot de
kennis van zijn leven en werken. 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff. 1898.
8°. VIII, 154 blz. Leidsche dissertatie.
In deze dissertatie is met groote scherpzinnigheid en onvermoeid
geduld alles bijeengebracht, wat over Geldenhauer te vinden was.
In 1482 te Nijmegen geboren, kwam hij te Deventer onder leiding
van Hegius, te Leuven in den kring, waarin ook Erasmus zich
bewoog, geheel onder den invloed van het Humanisme. Zoo werd
hij van 1517 tot 1524 de hofhumanist van den Utrechtschen
bisschop Philips van Bourgondië, die zijn geestverwant was. Maar
na dien tijd komt de crisis in zijn leven. Uit den humanist ont
wikkelt zich langzamerhand de hervormingsgezinde. Een reis, in
1535 naar Wittenberg ondernomen om het wezen der Hervorming