58 zal worden, en waarvoor hem ten slotte de tijd geheel en al zal gaan ontbreken 2o. de gemeente-secretaris, of voor hem een ambtenaar der secretarie, niet meer nu en dan gedwongen zijn, een zeer tijdroovend onderzoek in te stellen in de ontzaglijke stukkenmassa, welke thans nog heet nieuw archief, een onderzoek, dat hem te moeilijker vallen zal, naarmate het scheidings jaar 18121815 dieper in het verleden ligt, en hij dientengevolge van de samenstelling van het oudste gedeelte van genoemd archief zich een minder juist denkbeeld zal kunnen vormen 3o. telkens, wanneer de stukken, waarmede de loopende administratie heeft afgedaan, moeten worden opgeborgen voor de toekomst, de secretaris niet zelf, althans niet alleen, behoeven te beantwoorden de vraag, wat vernietigd, wat behouden moet blijven: de archivaris zal, op grond van zijne bekendheid met wat uit het verleden licht verspreidt in het heden en dat doen zal in de toekomst, daaromtrent vaak beter kunnen beslissen 4o. zal er eene aansluiting blijven bestaan tusschen den archivaris en de loopende administratie en zullen dezen niet, als op dit oogenblik, door een tijdvak van een 85 jaren van elkander gescheiden worden. Moet tegen woordig de archivaris in eenige zaak een onderzoek instellen, dan breekt hij dat onderzoek af (indien hij althans niet onverplicht ook door dringt in het nieuw archief) met een der jaren 1812—1815 te Middelburg in alle mogelijke zaken, eene cijns- of erfpachtsquaestie, een eigendoms- quaestie, een betwist servituut, N.B. altijd bij den intocht van de Commis sarissen-Generaal van den Souvereinein Yorst. Hoe weinig gemeentebestuur of secretaris met het resultaat van zulk een onderzoek kunnen verrichten, begrijpt ieder. Aan dien toestand zal een einde gemaakt wordende archivaris sluit met zijne onderzoekingen onmid dellijk aan bij de loopende administratiewaar hij geëindigd is, kan z ij onmiddellijk voortgaan. Zal dan nu de archivaris zijne taak in de>n aangegeven zin kunnen ver vullen, dan moet de sch siding van oud en nieuw archief dienovereenkomstig geregeld worden. Wij hebben gezien, dat de scheiding op een der jaren 1812—1815 nooit goed is kunnen uitgevoerd worden, al bedoelde men daarmede niet anders dan eene afpaling voor de historie dat daardoor niet het g e h e e 1 e gemeente-archief, maar slechts een klein deel ervan gesplitst is. Zou nu, is men geneigd te vragen, niet een ander jaar kunnen genomen worden, niet zoover verwijderd van den tegenwoordigen tijd? Zou daarmede het archief niet zoodanig gesplitst kunnen worden, het arbeidsveld van den archivaris niet zóó kunnen bepaald worden, dat tot zijne taak wordt gebracht, wat hem volgens het kiervoren vastgestelde be ginsel behoort te worden opgedragen? 59 Ik herinner aan de vraag, welke ik zoo straks aan de gemeente-secretaris sen gesteld heb en aan het daarop gekregen antwoord. Wanneer dezen zelf voor de stukken hunner administratie zorgen, denken zij er niet aan ze hebben het mij toegegeven - dié stukken te splitsen in twee deelen,zoodanig, dat één zeker tijdstip de grens tusschen die twee deelen zou uitmaken. Is liet dan niet inconsequent, om bij de overgave van een gedeelte dier- zelfde stukken aan den archivaris met dat beginsel te breken Wordt niet de archivaris, evenzeer als de secretaris het was, geroepen, in de hem toevertrouwde stukken den loop der dingen na te gaan Zou het hem niet evenzeer als den secretaris hinderlijk zijn, wanneer stukken, welke bij elkaar behoorden, door één tijdstip van elkaar gerukt worden? Even min als de secretaris, kan de archivaris zijne taak naar behooren vervullen bij zoodanige splitsing, welke noodzakelijk leidt tot desorganisatie van het archief. Men blijve consequent en splitse ook bij de scheiding van oud en nieuw archief in acta en agenda, en dat in dien zin, dat als acta beschouwd woi den, alle stukken, welke op de bureaux voor de loopende administratie geen dienst meer kunnen doen, waarmede die administratie heeft afgedaanals agenda de stukken, waarmede men zich daar voor den loopenden dienst moet bezighouden, of welke men daar nog bij voortduring moet raadplegen, welke daar nog niet kunnen gemist worden. Bij de nadere bepaling, wat tot de eene, wat tot de andere categorie moet gebracht worden, springt het in het oog, dat onder de eerste categorie in de eerste plaats vallen alle stukken, welke tot een afgeschaf ten tak a an dienst behooren. Wat heeft, om een voorbeeld te noemen, de loopende administratie op hare bureaux behoefte aan de stukken, betreffende de accijnzen, welke in 1865 zijn afgeschaft, wat zou zij daar langer behoefte hebben aan de stukken betreffende de schutterij, als de schutterij werd afgeschaft. Maar ook stukken van nog bestaande takken van dienst kunnen gereede- lijk uit de bureaux der administratie- weggevoerd en aan den archivaris overgegeven worden. lo. Wanneer er, ten gevolge van de toepassing eener wet of van eenigen maatregel van bestuur, eene belangrijke verandering van beheer heeft plaats gehad. In, zulke gevallen groepeeren zich op de bureaux de stukken van vóór de bedoelde toepassing en die van na dien tijd als van zelf in twee groepen en is het niet twijfelachtig, dat de eene groep naar het oud archief behoort te verhuizen. Zbo- b.v. kunnen en moeten aan den archivaris toevertrouwd worden, voor zooveel de centrale administratie en de financiën betreft, de stukken, dag- teekenende van vóór de toepassing der gemeentewet van 1851voor zooveel

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 8