Acta en agenda in het gemeente-archief.*) 52 Nog komt op de Begrooting van het Departement tan Bpitenland- sche zaken betreffende de archieven van dat Ministerie in het Voorloopig Verslag het volgende voor: Ist8 Afdeeling. s Minister aandacht werd gevestigd op den minder gunstigen toe stand, waarin het archief van het Departement verkeert. Juist van dezen Minister, die zich als historicus een goeden naam heeft verworven, meende men te mogen verwachten, dat hij daarin, wellicht onder bijstand van den Rijksarchivaris, verbetering zal brengen, opdat van dat alleszins belang rijk archief meer partij kunne worden getrokken." Hierop antwoordde de Minister in de Memorie van Antwoord het volgende „De minder gunstige toestand, waarin het archief van het Departe ment verkeert, is aan den ondergeteekende niet ontgaan. Reeds dadelijk na zijn optreden heeft hij maatregelen beraamd om een betere inrichting dezer hoogst belangrijke verzameling voor te bereiden. Tot het instellen van een nauwgezet deskundig onderzoek is het hem wenschelijk voorgekomen bij Koninklijk besluit van den l8tei' October 1897 n°. 32, onder genot eener nader te bepalen toelage, aan te wijzen den heer J. H. Hingman, commies-chartermeester bij het Rijksarchief, die zijne werkzaamheden bereids heeft aangevangen. Tot dekking der hiervoren bedoelde toelage, benevens van de verdere kosten, welke uit gemeld onderzoek wellicht zullen voortvloeien, veroor looft de ondergeteekende- zich, blijkens nevensgaande Nota van Wijziging, bij een nieuw artikel ibis eene som van f 1200.voor te stellen." Nota van wijziging. Ontwerp van wet. Art. 4bis. Toelage aan den Heer J. H. Hingman, commies-charter meester bij het Rijksarchief, belast met de opneming en inventarisatie-van alle bescheiden, behoorende tot het archief van het Departement van Bui- tenlandsche Zaken, benevens verdere- kosten, welke uit dat onderzoek zul len voortvloeien, f 1200. 53 „Op welke wijze behooren gemeente-archieven te worden gesplitst in oud en nieuw archief Waar ik u mijne denkbeelden omtrent dit onderwerp ga uiteenzetten, weet ik, niet de verdienste te hebben van nieuwe beginselen te verkon digen. Het beginsel voor de scheiding van oud en nieuw archief, uitgesproken door de- Vereeniging van archivarissen in Nederland in hare eerste jaarver gadering, gehouden te Utrecht op 9 Juli 1892 (zie Nederl. Archievenblad 1892 no. 4), is in hoofdzaak het mijne. Wilt mij dan toestaan, dat beginsel en de toepassing ervan op de ge meente-archieven met u te bespreken. Tot u, heeren gemeente-secretarissen, gij die weet, hoe een gemeente archief wordt samengesteld, omdat gij het in hoofdzaak zelf samenstelt, tot u een vraag Zegt mij, hoe splitst gij de stukken, welke gij, werkzaam in uwe admi nistratie, gebruikt hebt, telkens wanneer gij uwe werktafel voor eenigen tijd verlaat, telkens, wanneer gij die stukken opbergt of laat opbergen in de kasten uwer bureaux Is het u ooit voorgekomen, en denkt gij, dat het ooit zou kunnen voor komen, dat gij al de stukken, verschillende takken uwer administratie be treffende, waarmede gij bezig geweest waart, gingt splitsen in twee deele-n zoodanig dat één zeker tijdstip de grens tusschen die twee doelen zou uit maken Of hebt gij niet altijd en altijd weer gesplitst in acta en agenda: afgedane zaken en nog te behandelen zaken? Ik twijfel niet, of gij zult mij de eerste vraag ontkennend, de tweede bevestigend moeten beantwoorden. Gij splitst in acta en agenda uit een beginsel van o-rdedeedt gij dat nie-t, dan zou verwarring ontstaan en zoudt gij te-n slotte den loop der zaken niet meer kunnen overzien. Maaro, wonder! In de grootste bergplaats uwer stukken, in „het" zoogenaamde „archief" zien wij inderdaad eene splitsing in twee deelenhet eene deel heet „oud archief" en het andere „nieuw archief" en beide worden juist door één tijdstip van elkaar gescheiden. Deze verhandeling werd uitgesproken in de op 21 Augustus 1897 te Groningen gehouden algemeene vergadering der Nederlandsche Vereeniging voor Gemeentebelangen en opgenomen in de „Mededeelingen" dier Vereeniging, 1897, 2e stuk, bl. 25 vlg. Hoewel des sprekers beschouwingen in hoofdzaak overeenkomen met die, welke door Mr. Ch. M. Dozy werden gepubliceerd iu zijne bijdrage „Oud en Nieuw Archief" (Archievenblad 18921893, bl. 9 vlg.), nemen wij het stuk gaarne in zijn geheel over, èn om de actualiteit van het onderwerp, waarop nog wel eens kan worden teruggekomen, èn om de belangrijke bijzonderheden, welke deze lezing bevat.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1898 | | pagina 5