18 meld worden, die mijlen verder van de Wijksche archiefkamer of-zolder geplaatst zijn dan de oude registers van den burgerlijken stand. .Als tweede reden wordt opgegeven, dat deze registers even goed, mis schien zelfs beter, tot het archief van den maire te brengen zijn. Men zou ze dus als ingekomen stukken van het jaar waarin de gemeente ze kreeg, moeten beschouwen. Het schijnt mij echter onpraktisch, om een verza meling stukken, die één geheel vormen en alle dagteekenen van vóór den tijd waarmee het nieuwe archief begint, toch naartoe te brengen. Het ge beurde ook dikwijls, dat sommige van deze registers pas laat in deze eeuw, tot in de laatste jaren, aan de gemeenten kwamen. Heze zou men dan weer afzonderlijk als ingekomen stukken van een later jaar moeten behandelen. De derde reden is, dat, nadat de betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand een zelfstandige geworden is, de registers in zijn archief zijn overgegaan en dus wel ten gemeentehuize berusten, maar niet tot het gemeentearchief behooren. Doch art. 22 van het B.W. rekent de registers van den burgerlijken stand tot de archieven van de gemeente. Dit argument begrijp ik dus niet. De weglating van deze registers uit den inventaris kan bezwaar op leveren wanneer een gemeente overgaat tot het maken van een verordening op het gebruik van het oude archief. Ook heeft zij hier het nadeel, dat thans het geheele oude Wijkscke archief, alleen met deze uitzondering, officiéél beschreven werd. De inventaris van de rechterlijke bescheiden toch ver scheen, zooals ik al aanstipte, reeds vroeger, en van de charterverzameling zag in 1891 bij den boekhandelaar C. Yonk, te Wijk, een aan het rijksar chief te Utrecht bewerkte lijst het licht. De beide laatste afdeelingen van het gemeentearchief worden gevormd door de gedeponeerde archieven en de varia. Wanneer voortaan iemand iets in het Wijksche stadsarchief wenscht te zoeken, zal hij in dezen inventaris met de toelichting een wegwijzer vinden die hem waarschijnlijk niet in den steek zal laten, wanneer tenminste het gezochte aanwezig is. Het zelfde geldt ook van het waterschapsarchief. Dit is veel kleiner Het telt maar 110 nommers. Het tegenwoordige waterschap voert den naam van het Gemeene land van Wijk bij Duurstede, Wijkerbroek, Leuterveld en Melkweg. Voorheen waren er 3 waterschappen: het Gemeene land van het Wijksche gerecht aan de zuidzijde (van den Krommen Itijn), Leuterveld en Melkweg, op den rechteroever of aan de noordzijde gelegen, en de Wij- kerweerdsche polder, die in 1696 door het leggen van een ka om een ge deelte van de uiterwaarden aan de Lek ontstond. Het maken van 3 ver zamelingen was hierdoor aangewezen. De eerste is de grootste en belang rijkste. Onderdeelen hiervan worden gevormd door stukken die betrek king hebben op den molen in Wijkerbroek, den Krommen Hij11, het zand pad naar Utrecht, en den Lekdijk en den Hinderdam. Deze verzameling 19 houdt ook betrekking tot de 2 einzooverre het bestuur van het Gemeene land van het Wijksche gerecht aan de zuidzijde ook kompetent was voor verscheiden aanslagen, die ook Leuterveld en Melkweg betroffen. P. van Meurs. VARIA. Indertijd hebben wij (aldus de N. Hotterdamsche courant van 1 Mei 1897) met groote ingenomenheid melding gemaakt van Dr. Brugmans' verslag over zijne zending naar Engeland tot opsporing van archivalia van belang voor onze geschiedenis. De jeugdige historicus maakte in dat ver slag geen melding van een zeer belangrijk archief, dat stukkeu moest bevatten van gewicht ook voor ons. Het was het archief van het India Office. We meenden toen te weten, dat de leemte in genoemd onderzoek spoedig zoude worden aangevuld en maakten toen daarvan geen melding. Het doet ons genoegen, thans omtrent het onderzoek in het India Office nadere mededeelingen te kunnen doen. In Juni 1895 dan werd aan den heer W. Koosegaarde Bisschop door het bestuur van het Koninklijk Instituut voor taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië, opgedragen een onderzoek in te stellen naar de voor de Nederlandsch-Indische geschiedenis belangrijke stukken in ge noemd archief en het doen vervaardigen van copieën van die documenten, welke niet reeds in druk mochten zijn verschenen of reeds aanwezig zijn in de archieven in Nederland. Het onderzoek diende te loopen over de jaren 15951830. In de pas verschenen 2de aflevering van deel XLVII der B ij dragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Neder landsch- I n d i is thans afgedrukt het verslag over het materiaal, dat te onder zoeken viel, over de werkzaamheden van den heer Bisschop en over het resultaat van het onderzoek. Dit verslag is door genoemden heer uitge bracht in December 1896. Het materiaal, dat te verwerken valt, is zeer aanzienlijk. Huirn 36 duizend folianten zijn te bestudeeren. De heer Bisschop vervaardigt eerst lijsten van wat hij daarin belangrijks vond voor onze koloniale geschiedenis, opdat daarna beslist kan worden wat dient te worden afgeschreven. Heeds zijn verschillende lijsten vervaardigd en ook reeds een aantal kopieën. De jaren 1820 tot 1830 worden het eerst onder handen genomen. Een 725 tal folianten zijn reeds onderzocht. Omtrent wat het reeds onderzochte ons leert geeft de heer Bisschop in zijn verslag eenige aanwijzigmgen, Het groote nut van dergelijke onderzoekingen behoeft geen betoog en de minister van koloniën en het bestuur van het Instituut verdienen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1897 | | pagina 15