8 gemeente (art. 768 van den code). De minister van financiën stelde den prefect in het ongelijk„Cette distinction (tussclien rijks- en gemeente instellingen) ne décide pas la question", schreef de minister, „l'ohjet essentiel consiste a apprécier 11011 d'après leur origine mais d'après le but et le résultat de leur administration la véritable nature de ces éta- blissements ainsi que l'analogie qu'ils out avec les établissements francais destines a les remplacer". De goederen, afkomstig van verjaarde erfenissen, behooren dus aan den Staat en moeten aan de domeinen overgedragen worden. Die beslissing viel den 20sten Februari 1813, maar het duurde tot 15 September, eer de prefect op herhaalden aandrang van den directeur Céard besluiten kon op zijn eerste arrêté terug te komen en den directeur der domeinen te machtigen bij de verschillende rekenplichtige ambtenaren 11a te gaan, wat zij aan het Rijk moesten overdragen. Uit den considerans blijkt tevens, dat toen nog geen enkel rekenplichtig ambtenaar zijne reke ning had ingeleverd. Toen het nu echter ernst begon te worden, wendde de heer Philipse zich (8 October) nogmaals tot den prefect, hij verzocht 6 maanden uitstel 0111 de familieraden bijeen te roepen, die de voogden zouden aanstellen, wien hij het geld der minderjarigen kon afdragen, machtiging 0111 daarvoor al de goederen van den Gemeenen schotel te mogen gebruiken, en dan nog een termijn om alle zaken behoorlijk te liquideeren. Natuurlijk moest de prefect dit weigeren, vooral nadat de directeur Céard naar aanleiding van dat verzoek een advies had gegeven, welks inhoud ik hierachter laat volgen, omdat de gelieele loop der zaak er in wordt geresumeerd. Gelukkig kwam de minister van financiën zelf een laatste uitstel brengen. In een schrijven aan den prefect dd. 29 October 1813 bepaalde hij, dat de rekenplichtigen, waaronder ook de heer Philipse was, vóór 1 December rekening behoorden te doen aan de „commission des comptes" te Amsterdam, ingesteld bij Keizerlijk decreet van 29 De cember 1811. Het arrêté van den prefect, waarbij het afhooren der reke ningen in plaats van aan den directeur der domeinen, zooals 15 September was bepaald, aan deze commissie werd opgedragen, was van 13 November 1813. Weinige dagen later was Holland in opstand, en 22 November werd zelfs door den prefect alle communicatie met Holland verboden. Nog drong de directeur der domeinen er op aan, dat de prefect den minister vragen zou in deze omstandigheid eene andere autoriteit aan te wijzen, die de rekeningen afhooren zou, maar tevergeefs, de heer Philipse plukte ten slotte de vruchten van zijn lijdelijk verzet. En hij niet alleen, want ook de oud-griffiers der andere weeskamers hadden evenzoo gehandeld. De directeur richtte 11a ontvangst van het arrêté van 13 November 1813 een schrijven tot den prefect, waarin hij zegt „Comme je 11'ai recu aucun compte et conséquemment aucune pièce, je n'aurai point de renvoi a faire'. Seulement deux anciens secretaires, ceux 9 des communes de Brigdamme et St.-Philipsla.nd, m'ont écrit n'avoir rien au dépot". In den loop van 1814 werden de oud-griffiers der weeskamers door den gouverneur der provincie uitgenoodigd de administratie der vroeger door hen beheerde weezengoederen weder op zich te nemen. Ik ben opzettelijk eenigszins uitvoerig geweest in de beschrijving van wat er in den Franschen tijd is gebeurd met de Middelburgsche wees kamer, omdat er duidelijk uit blijkt, dat niet slechts de prefect, maar ook de minister van justitie, op wiens rapport het Keizerlijk decreet van 8 November 1810 genomen is, en evenzoo de minister van financiën, van oordeel zijn geweest, dat de weeskamers vielen onder het voornoemde Keizerlijk decreet, en dat ook de archieven der weeskamers behoorden te worden overgebracht „dans les greffes, auxquels ils devront appartenir d'après la nature des affaires, que ces registres et papiers concernent". Dienovereenkomstig is dan ook in zooverre gehandeld, dat de archieven naar de vredegerechten zijn overgebrachtin plaats echter, dat de adminis tratie der weeskamers toen tevens is afgesloten, zijn de zaken loopende gebleven, de vrederechters zijn getreden in de functiën der weeskamers en na den Franschen tijd hebben de laatsten hunne werkzaamheden weder hervat. I11 strijd dus met de uitgedrukte bedoeling der keizerlijke regee ring zijn ten gevolge van het lijdelijk verzet der vroegere beheerders de archieven der weeskamers blijven leven, totdat eerst de wet van 1852 hier aan een einde maakte. Middelburg, Februari 1897. R- Fruin Th. Azn. BIJLAGE. Observations du directeur des domaines sur la lettre de M. Philipse, ancien greffier de la chambre des orphelins de Middelbourg et maintenant juge de paix. D'après Part. 48 du decret imperial du 8 Novembre 1810 les chambres des orphelins ont été supprimées a dater du 1 Janvier 1811. M. le Préfet a prisi un arrêté le 19 Juin suivant, portant que les com- missaires délégués pour le triage des titres étoient autorisés a remettre aux tuteurs les titres et autres objets appartenant aux mineurs. Et que les titres et effets non réclamés dans le mois a dater de la pu blication du dit arrêté seront déposés au greffe des justices de paix. D'après l'arrêté de M. le Préfet du 9 Juillet 1812 le Gemeene schotel des chambres des orphelins devoit être comme ceux des chambres de con signations versés dans les 10 jours de la publication. Qu'a fait M. Philipse en exécution de ces lois et arrêtés, qui sont tous venus a sa connoissance Rien.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1897 | | pagina 10