door Mr. J. G. Ch. Joosting. 112 zouden het doen vermoeden, maar het weinige, dat er dan van die archieven overig zou zijn, het feit, dat later nog vermeld worden als in het bisschoppelijk archief te berusten de archieven van verschillende kloosters waarouder er zijn, die reeds in de eerste reeks zijn genoemden bovenal' de onzekerheidwaarin men verkeert omtrent de gedragslijndie zich de bewerker van den inventaris in dit geval heeft gesteld, maken de beslis sing volkomen onzeker. Een ander bezwaar is ditdat de vorming van sommige serieën stukken van zeer jongen datum schijnt te zijn. „Dans sa généralité le classement e même que le numérotage de nos archives est tout récent. En 1863 M. Gheldof au nom de la commission locale des archives avait émis le voeu de voir introduire dans le depot une repartition ou distribution rationelle. Pour des motifs d'ordre divers ce travail ne put être commence qu' en 1882", zegt het voorbericht. De moeilijkheid is nu te weten te komenwelke onder één nummer beschrevene serieën van ouds een geheel hebben uitgemaakt, welke eerst in later tijd zijn gevormd. In den regel geeft de goede gewoonte van den bewerker om den ouden titel van eene serie te vermelden hier eene aanwijzing maar niet altijd. De 9e afdeeling van het archief is gewijd aan de „archives de particuliers et documents dautres villes." Het eerste nummer van de afdeeling voert tot titel: „particuliere en familiestuks". Uit de nadere omschrijving blijkt dat deze verzameling „de plusieurs milliers de liasses", die volgens al'pha- betische orde op de familienamen is geclassificeerdgevormd is uit stukken in de 17e en 18e eeuw geconsigneerd en gesequestreerd onder de griffies der beide schepenbanken te Gent. In eene noot wordt medegedeeld dat men daaronder vele papieren gevonden heeft, „qui ont pu être intercalés dans dautres series des archives de la ville". Heeft men hier nu te oen met eene oude serie, met eene verzameling oude liassen, waaruit men het een en ander verwijderd en naar elders overgebracht heeft, in strijd met de gewoonte elders in dezen inventaris gevolgd D of heeft men hier geene waarde te hechten aan den titel der serie „particuliere en familiestuks"? Het laatste is het waarschijnlijkste, te meer daar de noot zegt, que la plupart des papiers consignés se trouvaient dans les combles de 1 hotel de ville, oü ils étaient, il y a peu de temps, dans un desordre complet.' Maar het is duidelijk, dat het voorkomen van zulk een Vlaamschen, schijnbaar ouden titel dan niets voor de oude classi ficatie bewijst. Het spreekt van zelf, dat onder deze omstandigheden voor eene eigen- ij e beoordeeling van den inventaris geene gelegenheid is. Ik meen te mogen volstaan met er op te wijzen, dat uit den inventaris de groote 113 rijkdom en de belangrijkheid van een aantal documenten van het stads archief opnieuw blijken, dat de inventaris met groote zorgvuldigheid is bewerkt, dat de inhoudsopgaven der nummers en de noten aan den voet der bladzijden dengene, die het archief wil raadplegenveel dienst kunnen bewijzenevenals eene sommiere opgave van den inhoud der andere stedelijke archiefdepóts en verzamelingen van stukkenvoor de oude geschiedenis der stad van belang, en eene lijst der oorkonden betreffende de stad, niet opgenomen in het werk van Van Duyse en De Busscher. In één woord men vindt hier van alles bijeenwat op de geschiedenis van Gent betrekking heeftmaar een inventaris van het archief als organisch geheel vindt men hier niet. Zoo ik den tweeden titel van het werk „Catalogue méthodique général" mocht vertalen met„systema tische index op het archiet"dan zou daarmedegeloof ikde inhoud van het boek vrij nauwkeurig zijn aangegeven en tevens de verwachting zijn uitgesproken, dat een eigenlijke inventaris, die een beeld geeft van het stadsbestuur en zijne ontwikkeling, nog volgen zal. Middelburg, Januari 1897. R. Fruin Th.Az. Literatuurkroniek, N.B. Voor volledigheid wordt niet ingestaanal is daarnaar gestreefd. Is een - werk niet besprokende schuld ligt bij den schrijverdie het niet inzond. P. J. Blok. Verslag aangaande een voorloopig onderzoek te Parijs naar archivalia belangrijk voor de geschiedenis van Nederlandop last der regeering ingesteld. 's Gravenhage. W. P. van Stockum en Zoon. 1897. 1 deel, 8°. 54 bldzz. Na de onderzoekingen ten behoeve onzer geschiedenis ingesteld in Duitschland, Oostenrijk, Rusland en Engeland „was het „natuurlijk, dat de gedachte opkwam een dergelijk onderzoek ook „in Frankrijk te doen plaats hebben". De betrekkingen en ge schillen tusschen Frankrijk en de Nederlandsche gewesten en tusschen hunne vorsten sedert de Middeleeuwen tot de Napoleon tische inlijving „dit alles gaf voldoende reden om te verwachten, gel ^onTen^kaiT hebben'gelmï.neUe^bewerker^spreekt van D" „de procureursde chancing de conseilllrs ou g6TOnden SterfhUiZ6n .Reeds vroeger heeft de schrijver verschillende afzonderlijke inventarissen van archieven, die in het Gentsche archief berustenuitgegevenik kreeg althans de eerste allevcring van een inventaris der „établissements religieux" (uitgegeven in 1S87) in handen, maar zulke inventarissen, onderscheiden in „chartes et documents" (in regestvorm beschreven) en „registres"er bij wijze van aanhangsel aan toegevoegd, bedoel ik niet; de schrijver heeft daarin geene rekening gehouden met het begrip „archief", en brengt b.v. bij het archief der Kapucijnen een brief thuis, gericht aan de schepenen van Gent, wier secretaris aan het hoofd van den brief schreef „recepta int collegie", alleen omdat dit schrijven uitgaat van een Kapucijn (zie blz. 141).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1897 | | pagina 7