viag.Tfir eXi,c-tssr overdde
Si tr r rr
rondere" in6?""1 b erddee'e° "h"'*''"
106
van het archief de serie charters vooraan; het aannemen eener afzonder
de serie wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid, dat het zeer
uiteenloopende karakter van den inhoud der charters niLt toelaat de
m haar geheel bij eene andere bepaalde eerie k, te
Tentoonstelling ran belangrijke documenten ie raadzaam, om de be
langstelling van het publiek op te wekken en althan. eene oppervlakkige
archief te verepreiden; het openetellen deXg Zen
voor het publiek ia daartoe onvoldoende en geeft niets.
*T. de dichting van de inventarissen aan de orde De
e^gTeert0" I88™8"8 -hief nauw!
archief strikt g0ed 6D sJstem^ch verdeeld
arcnief is strikt genomen een inventaris voor het onderzoek niet noodio-.
maar natuurhjk vergemakkelijkt hij het overzicht van het archief zeer'
Trouwens reeds voor de ordening van het archief zijn korte titels der
ken met dagteekemngen, op strookjes papier geschreven, onmisbaar
da^r6'm°f Diet aIl6en g6Ven de tite"s der stukken met de
andere in den band aanwezige niet samenhangen en die men dus
van"e CrenXX' Tl" Z d lite"
verklaren door t X m d<" S6™1 b»Wt men die titel, te
verklaren door .anteeken,ngen over de bevoegdheid van de colleges en
de ambtenaren, van wie de stukken afkomstig zijn
brnton „7eZheh;ik' hf a"8Q bS TO°*mr taelfde "-«.inge» ge-
uiken, of men spreekt van inventarissen of van repertoria is onver
de b"ide Mmm d°»"»lk»«^t worden,
aard'8 Z7 ZLZ' '"'"Jf bwa< verschillenden
»moet het ontleedde document formeel bekorten terwijl de
rede van1 Zk
Zijn die gereed d^moTt ™fre.S18ters moetea de in™ntarissen bekronen.
Ta p dan moetea de inventarissen gedrukt worden
eata ogusl ZiZtort'vaVï
fe en en repertoria van stukken over bepaalde onderwerpen ver-
107
vaardigd. De Fransche inventarissen zeiven echter, die bij afwisseling regesten
en gedeeltelijke of volledige afdrukken der beschrevene stukken bevatten
zijn te geleerd. De archivaris gebruike zijn oordeel bij het aanwijzen der seriën,
die in regesten ontleed moeten wordendoch hij behandele niet in denzelfden
inventaris de seriën op verschillende wijze; hij geve of altijd regesten öf
altijd extracten uit stukken of altijd afdrukken in extenso. Guasti zeide
eenmaal in de voorrede van den inventaris van het archief van Florence
„het komt niet met onze beginselen overeen, om de belangrijkste stukken
uit te zoeken. Wat is van daag van het meeste belang? En wanneer
eene zaak ons meer belang inboezemt dan eene anderezal zij dan aan
allen belangrijk schijnen, zal zij dat altijd zijn? Ook in onze studiën
verandert het gezichtspunt voortdurend; ieder mensch, iedere natie,
iedere tijd heeft het zijne. Onze arbeid moet dienen voor allen en voor
altijd; maar zij zou dit niet kunnen doen, wanneer zij blijk gaf van een
eenzijdig oordeel of een eenzijdigen smaak, hetzij van onze eigene of die
van onze tijdgenooten."
Men geve in de inventarissen niet meer geschiedenis dan voor zooveel
noodig is ter verklaring van den aard der instellingwaarvan het archief
afkomstig is; de archivaris zij geleerd, maar hij toone het niet. De
archivaris, die eene historische verhandeling geeft als inleiding van zijn
inventarisdie zijn werk met vele noten versiert en meer aandacht wijdt
aan het eene stuk dan aan het andere, treedt op als bewerker der
archiefstukken en loopt bovendien gevaar, bij voorkeur zijn eigen studie
vak te dienen. Hij moet te veel doen en doet dus allicht alles half;
hij vertraagt onnoodig de voltooiing van zijn eigenlijk werk, dat de ge
leerden van hem verwachten. Zoo is b.v. het opgeven der plaatsen
waar de beschreven stukken zijn uitgegeven, ongetwijfeld zeer nuttig;
maar het is studiewerk geen archiefwerk. De zoogenaamde beredeneerde
catalogussen (o.a. voorgestaan door Silvestri in zijn artikel over de
Italiaansche archiefwetgeving) zouden ongetwijfeld nuttig zijn, maar ze
zouden in geene eeuw gereed zijnen al dien tijd zou het publiek ver
stoken zijn van een eenvoudigen inventaris der stukken.
Daar het echter bepaald wenschelijk is, om in sommige gevallen naast
den inventaris regestenlij sten te doen verschijnen, doet zich de vraag op,
of het wenschelijk is deze beiden in één werk te vereenigen (zooals op
uitstekende wijze geschied is in Guasti's inventaris van het archief van
Florence). Doch dergelijke vereeniging schijnt onzen auteur bepaald
ongewenscht. Beide werken trachten verschillende doeleinden te bereiken
iemanddie den inhoud der akten wil leeren kennenheeft aan een
inventaris niet genoeg, en iemand, die een inventaris behoeft, vindt in
een lijvigmet regesten opgepropt deel niet licht den weg. Ook de
regestenlij sten zeiven lijden onder de samenkoppeling. Chronologische
klappers zijn aan het eind van het werk bepaald noodig, om het over-
aid, dan 18 het wenschehjk regegten yan den .nhoud te