100
wanneer ik er een boek of manuscript uit wilde inzien, ondervond ik de
meeste voorkomendheid. Yoor zoover mij bekend, is er ook nooit door
lezers of studenten over de behandeling geklaagd.
De kerkeraad acht nu echter den tijd gekomen, om de archieven en
boeken uit het Gildenhuis weder naar Austin Friars te laten verhuizen.
In de kerk is er al eenigen tijd geleden ruimte voor gemaakt. Of nu
de in 1862 getrolfen regeling aan duidelijkheid te wenschen overgelaten
heeft, weet ik niet, maar de poorterij blijkt onder den indruk te hebben
verkeerd en nog te verkeeren, dat de toenmalige overeenkomst een bestendig
karakter droeg. Vandaar dat het poortersbestuurgesteund door de
commissarissen der boekerij en door haren bibliothecaris, alle pogingen
aangewend heeft, om den kerkeraad van zijn besluit af te brengen. Het
heeft o. a. betoogddat de schatten der Hollandsche kerk in het Gilden
huis toegankelijker en veiliger zijn dan in Austin Friarsdat de geleerde
wereld^ nu gewend is ze in King-street te zoeken en dat ze vermeld
staan in alle catalogi der poortersbibliotheek, enz.
Dit alles is grootendeels waar, en dat de poorterij alle zeilen heeft
willen bijzetten alvorens de schatten weer prijs te geven, doet haar
volle eer aan. Doch de kerkeraad der Hollandsche kerk is doof gebleven
voor alle smeekbeden der poorterij en eerlang zullen derhalve de archieven
en boeken dier kerk andermaal in Austin Friars worden geborgen en
naar ik vertrouw, ook daar even veilig en toegankelijk blijken te wezen
als in het Gildenhuis.
Het overbrengen der schatten heeft natuurlijk zijn voor en tegen. Het
tegen is flink uiteengezet door de pleiters der poorterij. Maar aan den
anderen kant vormen deze archieven onbetwistbaar een geheel met de
kerk, waartoe zij behooren, en wanneer nu maatregelen genomen zijn om
de veiligheid ervan ontwijfelbaar te maken, dan is die kerk stellig hunne
aangewezen bewaarplaats.
De groote waarde van de archieven der Hollandsche kerk te Londen
is pas na 1862 aan het licht getreden, vooral door de ontdekking der his
torisch kostbare papieren, welke verborgen gebleven waren, toen de
bekwame heer J. H. Hessels op de University Press te Cambridge voor
den kerkeraad twee deelen van de gewichtigste brieven en bescheiden onder
den titel Ecclesiae Londino-Bataviae Archivum uitgaf. Die ontdekking
maakte een derde deel noodig, hetwelk misschien het allerbelangrijkst is
van het drietal. Ik heb al meer dan eenmaal de aandacht op deze interessante
uitgaven gevestigd, en bepaaldelijk op het afzonderlijke boekdeel, waarin
de heer Hessels het gewichtige register van de lidmaten der kerk openbaar
gemaakt heeft (1568—1872). Maar het was het werk van den heer
W. J. O. Moenste Lymington in 1884 verschenendat eigenlijk het
eerst de aandacht op het belang dezer schatten gevestigd heeft. Het past
thans opnieuw hem een woord van hulde hiervoor niet te onthouden.
Gedrukt en uitgegeven bij Erven B. van der Kamp te Groningen.
1896/7. No. 5.
Orgaan van de VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN in Nederland.
Een Italiaansche geestverwant.
Nadat ik u vroeger heb doen kennis maken met gelijkgezinden onder
onze Duitsche en Zwitsersche ambtgenootenkan ik thans het zeer onver
wachte voorrecht hebben, u in kennis te brengen met een Italiaanschen
collega. In zijn boekje, dat mij onlangs ter hand kwam, vond ik tal van
opmerkingendie reeds op zich zelf waarde hebbenmaar nog veel meer
voor ons, die in hoofdzaak dezelfde denkbeelden koesteren als hij reeds
voor twintig jaren wereldkundig maakte. Het is de heer Clemente Lupi
in 1875 (zooals uit zijn boekje blijkt) archivaris en privaat-docent in de
paleographie te Pisa Gehecht aan de traditiën van het Florentijnsche
archief, waar hij zijne opleiding ontvangen had, was hij begonnen, die,
na zjjne aanstelling te Pisa, in praktijk te brengen. Maar een penne-
strijd over de organisatie van het archiefwezen, gevoerd naar aanleiding van
eene discussie in het parlement, deed hem in zijne overtuiging wankelen.
Door velen tochook door gezaghebbendenbleek toen het Florentijnsche
systeem afgekeurd te worden. Lupi kwam er toe zich zeiven af te vragen?
of zijne opleiding, die hem van jongs af in de Florentijnsche denkbeelden
had doen gelooven, hem ook bevooroordeeld maakte tegenover afwijkende
meeningen die nu toch gepatrocineerd bleken te worden door mannen
van naam. Kort en goed nam hij een besluit. Bij de eerste gelegenheid
trok hij naar Parijs, waar reeds sedert zoo langen tijd een vast systeem
van archiefregeling is ingevoerd, een systeem, nu ook door velen als
voorbeeld voor Italië aanbevolen. Hij wenschte dit systeem in werking
te zien en in loco te gaan bestudeeren. Hij ging en kwam terug
bevestigd in zijne overtuiging". Hoewel niet blind voor hetgeen in Parijs
doelmatig bleek te zijn ingericht, had hij toch tegen het systeem van
bij Kon. besl. van 29 Sept. 1891.
Thans, naar ik onlangs vernam, hoogleeraar in de archeologie aan de universiteit van Pisa.