78 b. In Noord-Brabant: Oeffeit, Boxmeer, Demen en Lange], Dennenburg DeursenHaren, Kerpen, Huiseling, Macharen, Megen, Kavenstein, Beek, Schaik Zeeland, Teefelen, Yelp, St. Antonis, Bochel, Gemert, Uden; deze allen tot 1800, toen ze aan de Bataafsche Republiek werden afgestaan. c. In Gelderland: Huissen (van 1795 tot circa 1800, daarna tot 1808 deel van het Groothertogdom Berg en van 1808 tot 1810 van het Koninkrijk Holland, van 1810 tot 1813 ingelijfd met dit Koninkrijk bij het Fransche Keizerrijk), Kekerdom en Leuth, in 1817 bij de Geldersche gemeente Ubbergen gevoegd. Dus behoorden in 1810, toen de wet van 5 Brumaire an Y en het Keizerlijk Decreet van 1809 in het voormalig Koninkrijk Holland (als dan met het Fransche Keizerrijk vereenigd) werden ingevoerd, al de sub b en c opgenoemde plaatsen tot de departementen, die door dat voormalig Koninkrijk waren gevormdbehalve Leuth en Kekerdomdie evenals die sub a toen nog onder het Roerdepartement behoorden. 3. Toepassing der Wet van 7 Messidor an II in het Koningrijk der Nederlanden na 1815. Deze bepalingen zijn nog van kracht in geheel Nederland. Wij kunnen ons, om dit te bewijzen, niet alleen beroepen op de verzameling van Fortuyn, die, gelijk wij zagen, ze opnam onder de wetten en besluiten en andere rechtsbronnen van Franschen oorsprongsedert de invoering der nieuwe wetgeving in Neder land van toepassing", maar wij hebben ook vóór ons het gevoelen der Hooge Regeering in 1827. In eene missive van den 22 Mei van dat jaar aan de gouverneurs der provinciënwerden deze namelijk door den toenmaligen Minister van Binnenlandsche Zakenvan Gobbelschroy ter uitvoering van het Koninkl. besl. van 23 Dec. 1826 na het opgeven van een aantal vragen over den aard, den toestand, de inventarisatie enz. der archieven die zich in de respectieve provinciën bevondenzoo van gewestelijken als stedelijken aardals afkomstig van opgeheven instellingenaan geschreven: 1°. om te doen zorg dragen dat de noodige kasten, laden, doozen en dergelijken zouden aangeschaft worden om de stukken te bergen. 2°. om in het algemeen te zorgen dat voor de bewaring de meest geschikte middelen aangewend werden, terwijl de Minister ook bepaalde dat de onkosten voor dit belang voegzaam konden worden gebracht onder de onvoorziene provinciale of stedelijke uitgaven, naarmate deze een pro vinciaal of plaatselijk archief ten doel hadden. 79 Dus worden hier de uitgebreidste maatregelen voorgeschreven door de Hooge Regeering ten opzichte ook der Geweenfe-archievenals bewijs van haar recht van toezicht en zorg over deze archieven. Verder laat de Minister er op volgen: „Bij deze gelegenheid kan ik niet nalaten op te „merken, dat in art. 12 van de wet van 7 Messidor het tweede jaaren „naar aanleiding van de „Instruction pour règler les premières opérations „relatives au triage des titres dans les neuf départemens réunis" de „archieven betrekking hebbende tot de wetenschappenkunsten en het „openbaar onderwijs zouden worden verzameld en neergelegd in de bibliotheek van elk Departement Het onnoozele 26 alineatje van art. 103, 1* afd. titel V der Gemeentewet in 1881, waarin wordt bepaald: hij (de secretaris) wordt daarbij in zonderheid ook met de zorg van het archief onder toezicht van burgemeester ven wethouders belastheeft, wij behoeven het niet te bewijzen, met al wat hiervoor is gezegd niets te maken en geeft aan de Gemeenten geen rechten. De Nederlandsche Regeering is in 't bezit van alle rechten, haar door de Fransche wetten ten dezen gegeven. 4. Toepassing der wet van 7 Messidor an II in België na 1830. Hoe in Belgiëwaar ook de wet van 7 Messidor an II nog in volle kracht is, over de rechten der Hooge Regeering, ontleend aan de voornoemde Fransche wetsbepalingen, door deze zelve, ten opzichte der Gemeente archieven wordt geoordeeldhoe zich in de door haar gesanctionneerde Gemeentewet de invloed van die rechten doet gevoelenen hoe daar door rechtsgeleerden over die rechten wordt geoordeeld, zal uit het volgende blijken. Dat de Fransche wetgeving in zake het archiefwezen in het Koninkrijk België nog van kracht is, is aan geen twijfel onderhevig. Nooit is de wet van 7 Messidor an II daar afgeschaft. Wat het tijdvak 1815 1830 betreft, verwijzen wij naar hetgeen hiervoor over die wet in het Koninkrijk der Nederlanden is gezegd. Duidelijk is het dat ook de Belgische Gemeentewet van 1836, in artikel 100, de beginselen der wet van 7 Messidor an II heeft toegepast. Dit artikel luidt als volgt„Le collége des Bourgemestre et échevins veille a la garde des archivesdes titres et des registres de 1' état civilil en dresse des inventaires en double expédition ainsi que des chartes et autres documents anciens de la commune et empêche qu' aucune piece ne soit vendue ou distraite du dépot. Dans les communes, placées sous la sur veillance des commissaires d'arrondissement, expédition de eet inven- taire est adressée a 1'administration provinciale" Giron zegt dan ook naar aanleiding van voornoemd artikel der Bel- 6 Besluit waarbij bevolen werd dat er middelen zouden worden daargesteld en aangewend om de bronnen der Nederlandsche Geschiedenis, voor zooverre die tot nog toe onbekend waren of onvolledig bewerkt mochten zijn, op te sporen, nader te onderzoeken en zooveel mogelijk in het licht te geven. (Staatscourant van Januari 1827, no. 4.) Belgische Gemeentewet van 30 Maart 183G No. 136 in Recueil des lois et arrétés du Royaume de Belgique. Brux. No. 17 p. 115.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1897 | | pagina 8