66
Gezien liet Koninklijk besluit van 31 December 1872 n°. 29;
Overwegende, dat het wenschelijk is de jaarwedde te regelen van de
ambtenarenverbonden aan de archiefdepóts des Rijkszoo te 's Graven-
hage als in de provinciën;
Hebben goedgevonden en verstaan
Art. 1. Het Koninklijk besluit van 31 December 1872 no. 29 wordt
ingetrokken.
Art. 2. De algemeene Rijksarchivaris wordt benoemd op eene jaarwedde
van drieduizend gulden (ƒ3000), welke na 2, 4, 6, 8 en 10 jaren onaf
gebroken dienst in den rang telkens met tweehonderd gulden 200) te
verhoogen is.
Art. 3. De Rijksarchivarissen in de provinciën en de adjunct-archiva
rissen te 's-Gravenhage worden benoemd op eene jaarwedde van twee
duizend gulden 2000), welke na 4, 8, 12, 16 en 20 jaren onafgebroken
dienst in den rang telkens met tweehonderd gulden (ƒ200) te verhoogen is.
Yoor den Rijksarchivaris in Noordholland, zoolang deze in het genot
van vrije woning is, en voor den Rijksarchivaris in Friesland, zoolang
deze tevens bezoldigd bibliothecaris der provincie Friesland is, wordt het
bedrag waarop zij benoemd worden respectievelijk op 1600 en op
1500 bepaald.
Art. 4. De commiezen-chartermeesters worden benoemd op eene jaar
wedde van eenduizend gulden 1000), welke na elke twee jaren onafge
broken dienst in den rang telkens met eenhonderd gulden (ƒ100) te
verhoogen is, tot een maximum van tweeduizend gulden (ƒ2000).
Art. 5. De adjunct-commiezen worden benoemd op eene jaarwedde van
eenduizend gulden 1000), welke na 2, 4, 6, 8 en 10 jaren onafge
broken dienst in den rang telkens met eenhonderd gulden (ƒ100) te ver
hoogen is.
Art. 6. De klerkenbeambten en amanuenses worden benoemd op eene
jaarwedde van vierhonderd gulden (ƒ400), welke na 3, 6, 9, 12, 15
en 18 jaren onafgebroken dienst in den rang telkens met eenhonderd
gulden 100) te verhoogen is.
Dit artikel is niet toepasselijk op hendie tevens tot concierge zijn
aangesteld.
Art. 7. De bij de vorige artikelen bedoelde verhoogingen worden slechts
toegekend bij gebleken geschiktheid en dienstijver en nadat daarop bij de
vaststelling der Staatsbegrooting is gerekend.
Art. 8. De thans genoten jaarwedden, welke hooger mochten zijn dan
in deze regelen is vastgesteld, blijven gehandhaafd.
Art. 9. Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1897.
67
De Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van
dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemeene
Rekenkamer.
's Gravenhage, 30 December 1896.
EMMA.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
Van Houten.
In de Staatscourant van 5 Februari 1897 wordt de aanbesteding op
19 Februari geadverteerd van „het onderhouden van en het doen van
herstellingen en vernieuwingen aan het Rijks-archiefgebouw te Arnhem
van den dag der goedkeuring van de aanbesteding tot en met 31 December
1898 (raming 1320).'" Het is reeds meer voorgekomen, dat de besteding
van het onderhoud onzer Rijks-archiefgebouwen eerst geschiedt nadat het
vorige bestek reeds eenigen tijd is afgeloopen. Dit geeft soms aanleiding-
tot ongerief en het is daarom te hopendat het geene gewoonte worde.
Te Edam is het oud-archief geordend en geïnventariseerd door den archi
varis van Leiden, Mr. Dozy. De stukken zijn, na langdurigen arbeid,
behoorlijk gerangschikt weder ten stadhuize opgesteld. Thans zal ook
het nieuwe archief (van het begin dezer eeuw tot de invoering der
gemeentewet) worden beschreven door den rijks-archivaris in Noord-
Holland, den heer Gonnet.
Dezer dagen verschenen de Verslagen over 's Rijks verzamelingen voor
geschiedenis en kunst over 1895, die altijd aan de Verslagen over 's Rijks
archieven voorafgaan. Wij mogen dus hopen, dat in den loop van 1897
de verslagen van onze archieven over1894 zullen verschijnen. Of
iemand ze dan nog lezen zal? Zullen velen nieuwsgierig zijn naar dit
nieuws, dat dan bijna 3 jaren oud is? Het valt te betwijfelen.
Mocht toch de regeering ten dezen eene andere regeling willen treffen!
Het wordt zoodoende ontmoedigendzich voor het stellen der verslagen
nog eenige moeite te geven en daaraan veel kostbaren tijd te besteden.
Reeds zou iets bereikt worden, indien men kon besluiten, de lijvige
archief-inventarissen, die steeds als bijlagen van de verslagen gedrukt
wordenafzonderlijk uit te geven. Zij staan thans begraven in den bundel
verslagen, waar niemand ze zoekt en gebruikt, en waar ze dan ook
geheel niet behooren. De verwijdering daaruit zou dus niet alleen het
verschijnen der verslagen bespoedigen, maar ook den inventarissen zeiven
ten goede komen.