64
cille, in een gezegeld papier gewikkeld, in mijn hand hellenmaar
haar in te zien was mij niet vergund. In 1851 verzochten de Regenten
van het Weeshuis aan de Stedelijke Regeering te vergeefs het handschrift
van Merula aan hen in bewaring te geven. Onderscheidene jaren later
werd dat verzoek, als ik mij wel herinner, herhaald, maar met denzelfden
uitslag. Wat de reden der herhaalde weigering geweest is, is mij onbe
kend. Waarschijnlijk hebben wij aan de eene of andere kleingeestigheid
van de vroede mannen te denken. Waarvan echter de herhaalde weige
ring het gevolg geweest moge zijn, het tegenwoordig gemeentebestuur
zal, naar mijn oordeel, wèl doen, wanneer het besluit op de weigering
terug te komen en Merula's codicille toe te vertrouwen aan de hoede
der Regenten van het Weeshuis. Terwijl de oorkonde thans met andere
codicillen berust in eene portefeuille ten raadhuize op een zolderkamertje,
dat niet te bereiken is dan door het beklimmen van eenige trappen van
ik weet niet hoeveel tredenhebben de Regenten van het Weeshuis een
brandkast, waarin de oorkonde geborgen kan worden. Door de verzege
ling, die plaats heeft gehad, is en wordt de lezing van de codicille belet,
maar zij is daardoor niet voor spoliatie bewaard, en het gevaar daarvoor
is niet denkbeeldig te achten."
Een besluit, dat een waardige tegenhanger vormt van dat van het
gemeentebestuur van Rozendaal, dat onlangs weigerde zijn keurboek te
doen in het licht geven, ten einde de waarde daarvan nut te verminderen
Men zal het wel eens zijndat beide gemeentebesturen niet zeer verlicht
zijn het is echter nog niet gelukt te ontdekken, welk van beide besluiten
het amusantste is.
Over het archief van den vorst van Lombok meldde het Bat. Hbl.
Het volledig, behoorlijk geordend archief van den vorst van Lombok
is een paar dagen na den val van Tjakra-Negara in onze handen gevallen.
Onze regeering zal daaruit dus veel vernemen van de verhouding van
den vorst tot andere inlandsche grooten en ook van de onderlinge ver
houding dier grooten.
De heer A. Corre hangt een treurig tafereel op van de verwaarloozing
der protocollen van de notarissen in sommige departementen van Frankrijk.
Hij heeft op een stalletje ter markt in Bretagne voor enkele stuivers
kunnen koopen eene verzameling gedeelten van papieren en perkamenten
bescheiden, blijkbaar bijeengebracht om te dienen tot eene collectie zegels
uit de 18e eeuw, en verschillende akten en documenten op perkament
uit de 16e en 17e eeuw en die saamgebonden waren tot een pak scheurpapier.
Gedrukt en uitgegeven bij Erven B. van der Kamp te Groningen
1896/7-
No. 4-
Orgaan van de VEREENIG1NG YAN ARCHIVARISSEN in Nederland.
De heer Mr. Heeres heeft gemeldwegens tijdsgebrek niet langer als
steller der Litteratuurkroniek in dit tijdschrift te kunnen optreden. De
heer Mr. Joosting te Assen heeft zich welwillend bereid verklaard,
voortaan in de Litteratuurkroniek verslag te geven over de zuivere archief
publicaties (inventarissen, regestenlijsten, verslagen, rapporten enz.) De
leden der vereeniging worden dringend verzocht hem die geregeld
toe te zenden. De heer Dr. H. Brugmans te 's Gravenhage zal zich
belasten met hetzelfde werk voor historische publicatiën, die met het
archiefwezen in verband staan; ook daarvan wordt vriendelijk toe
zending verzocht aan zijn adres: Koninklijke Bibliotheek.
Berichten, enz.
Benoemd
tot commies-chartermeester bij het rijks-archief in Zeeland de heer
M. H. van Visvliet, wiens tevens vergunning is verleend, debetrekking
van archivaris der gemeente Middelburg te blijven waarnemen;
tot adjunct-archivaris der gemeente Middelburg de heer W. O. Swa-
ving, leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool aldaar;
tot tijdelijk ambtenaar bij het gemeente-archief van Amsterdam de
heer Dr. Joh. C. Breen.
In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de
gratie Gods Koningin der Nederlanden Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Wij EMMA, Koningin-WeduweRegentes van het Koninkrijk;
Op de voordracht van den Minister van Binnenlandsche Zaken van
28 December 1896, n°. 3099, afdeeling Kunsten en Wetenschappen;
Goedgekeurd bij Kon. besl. van 29 Sept. 1891.