58 Sleutelstad tuoge zijn, het is dat eener betrekkelijk kleine stad. Een gebouw, voldoende daarvoor, kan beter dan de kolossale rijksarchieven tot voorbeeld dienen bij de stichting van bewaarplaatsen voor kleinere archieven. Het is ook nu nog het jongstezoodat deze beschrijving hare actualiteit niet verloren heeft. Zijn bestaan heeft het te danken aan den wensch door den Heer Justus Krantz voor zijn overlijden uitgesproken, dat uit zijne nalatenschap een gedeelte zou worden afgezonderd tot de stichting van eene of andere inrichting van openbaar nut binnen zijne vaderstad Leiden. Zijne erfgenamen voldeden aan die uiterste wilsbeschikking op onbekrompen wijze door de som van 40000 beschikbaar te stellen en wel op raad van den tegenwoordigen burgemeester Mr. Was ten behoeve van een archiefgebouw. Daar de uitvoering aan de Gemeente bleef overgelatenwas haar ar chitect de Heer D. E. C. Knuttel natuurlijk met de uitvoering belast. Deze stelde zich vooraf door bezoek op de hoogte van de inrichting der betrokken gebouwen te Utrecht, den Bosch, Arnhem en Munster. Den Sen December 1891 werd het bestek voor de paalfundeering met de fundamenten, den 10en Maart 1892 dat voor het gebouw en de con ciërgewoning aanbesteed. Gegund werd eerstgenoemd werk voor 3291, laatstgenoemd voor ƒ31990. Dit laatste bedrag werd door verschillende bijbestellingen later een paar duizend gulden hooger; de totale kosten van het gebouw met de conciërgewoning, zonder jalousien, linoleum en meubilair beliepen omtrent ƒ38000. De oplevering had plaats 1 Mei 1893; in het daaropvolgend najaar werden de archiefbescheiden overgebracht. Dit laatste, evenals de bouw voor het onder dak zijn, had bij bijzonder gunstig weder plaats. De kasten zijn afzonderlijk gefundeerd en loopen van onder tot boven door, zoodat zij geen drukking op de muren of tusschenvloeren uitoefe nen. Het gebouw bestaat uit twee onderscheiden deelen door het trap penhuis gescheidenhet administratiegebouw en de bewaarplaats. Het eerstgenoemde bevat tweemaal twee vertrekken. Boven zijn de kamer voor het publiek en die van den archivaris. In deze laatste staat de bibliotheek omtrent Leiden opgesteld in zeer hooge kasten. Eene gaanderij halverwege ware wenschelijk geweest, maar voor de trap was geen plaats te vinden. Eene stang langs den bovenkant der kasten bewaart trouwens de ladder voor omvallen. Beneden bevinden zich de plak- of sorteerka- mer en de atlaskamer. Inrichting en bestemming van dezen spreken van zelf. Achteraan bevindt zich een uitgang naar de conciërgewoningdie door een tuintje van het hoofdgebouw gescheiden is. De steenen trap staat niet op zich zelf, de ijzeren liggers zijn geankerd in de brandmuur die het trappenhuis van de bewaarplaats scheidt. Deze is door ijzeren roosters in vier verdiepingen verdeeld van 2.50 M. hoogte, de derde verdieping is gelijkvloers met de tweede van het administratie- 59 gebouw. De ijzeren verbindingtrappen zijn vlak bij den ingang gemaakt om doelloos heen- en terugloopen te voorkomen. Op iedere verdieping is een middenpad van 1.32 M. breedte, verlicht door een venster in den eindgevel. Aan weerszijden loopen de boekenkasten tot de penanten door. Het scheen nl. onpractisch toe gangpaden te hebben langs de ramen, waar dus het meeste licht is; althans hier, waar de geheele diepte van het gebouw slechts 8.35 M. bedraagt en het licht van beide zijden invaltwas het aangewezen op dit punt van de meeste andere archieven aftewijken Munster was in deze het voorbeeld. De afstand tusschen de kasten is 1.30 M.de tralievloeren loopen niet tot deze door, de tusschenruimte is met netwerk gevuld om het doorvallen van boeken te belettenop denzelfden afstand van de kasten en daarmede evenwijdig maken ijzeren stangen op 25 cM. hoogte van de vloer het gemakkelijk zware registers ook van de bovenste plank af te nemen. Zij hadden aan het uiteinde omgebogen moeten zijn tot aan de kast. Tusschen die stangen zijn dus de zijgangpaden ter breedte van 80 cM. De kasten zijn door vertikale tusschenschotten in drieën verdeeld; de planken ter dikte van 3 cM. liggen op ijzeren penblettenwat mij zeer doeltreffend gebleken is te zijn. Deze zijn 5 cM. lang, waarvan 3 voor het vlak en 2,/2 voor de stift, die in den kastwand geboord wordt. Verreweg de meeste kasten zijn wat de hoogte betreft in vijven verdeeld de afstand van plank tot plank is dan 37 cM.het is trouwens gemak kelijk door verzetting der penbletten de afstanden te veranderen. Daar het grondstuk 13 cM. hoog is, staan de bovenste rijen ter hoogte van 1.73 M.ook zonder stijgstang in den regel goed te bereiken. De planken hebben eene diepte van 32 cM.terwijl de breedte der dubbele kast 69 cM. is; de lucht is dus achter de boeken niet afge sloten. Klaptafeltjes tegen de kastwanden in het middenpad geven gele genheid een en ander tijdelijk neerteleggen. Van hoeveel nut dit ook voort durend is, ware het wenschelijk geweest behalve dien om de andere kast in het vak naast het raam op of onder éene plank een uitschuifplank aantebrengen. Ter wille van de zegelbrieven zijn in éen aantal kasten alleen de onderste en de bovenste plank gelegd en is de tusschengelegen ruimte, 1.27 M. hoog in ieder vak door een vertikaal tusschenschot in tweeën gedeeld. In iedere helft zijn 36 laadjes gemaakt, dus 3 X 2 X 36 216 in iedere kast. De bodem der laadjes is van stevig grijs kartonzij hebben binnenwerks eene oppervlakte van 53s X 30 c.M.zoodat van de gewone rentebrieven er gemakkelijk twee naast elkaar kunnen liggen. Bij plaats gebrek zou men door een los vel bord twee lagen in ieder laadje kunnen bergen, maar verkieslijk is dit natuurlijk niet. Deze wijze van bewaring der zegelbrieven is dunkt mij verreweg de meest verkieslijke, daar zij het gevaar van beschadiging der zegels geheel wegneemt en het aantal vouwen, waarvan ik een beslist vijand ben, beperkt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1896 | | pagina 9