57
woorden, wil ik daarbij toch nog een enkel woord voegen naar aanleiding
van zijne slotperiode. De heer de Bas noemt mijn protest „geenszins
welwillend"; toch was zoo mijne bedoeling. Waar de door mij aangehaalde
zinsnede, op zich zelf volkomen duidelijk, in verband beschouwd met andere
passages der rede, de ware bedoeling eenigszins onzeker maakte, scheen mij
de weg, dien ik had in te slaan, als aangewezen. Bedoelde de heer de Bas
toch werkelijk wat hij op de geïncrimeerde plaats zeide, dan meende ik zulk
een veelomvattend plan, openlijk besproken door een invloedrijk persoon,
niet stilzwijgend te mogen voorbijgaan. Maar ook als de aangehaalde
woorden zijne bedoeling min juist wedergaven, dan scheen het niet
alleen in het belang der zaak maar ook in dat van den heer de Bas
zeiven gewenscht, dat hem de gelegenheid werd geboden, dit openlijk te
verklaren. Die gelegenheid bedoelde ik hem te geven, en ik verheug
mij ten zeerste zoodoende aanleiding gegeven te hebben tot zjn antwoord,
waaruit blijkt, dat de geachte spreker iets anders bedoelde dan zjne
door mj aangehaalde woorden aanduidden. Overigens meen ik niet
zoover gegaan te zjnmjn geachten tegenstander „een soort van roof
bouw toe te dichten"; de ernstigste beschuldiging, die ik tegen hem geuit
heb, was deze, dat hj over de organisatie van ons archiefwezen eenigszins
andere denkbeelden scheen te koesteren dan ik. Ik ben niet aanmatigend
genoeg om te onderstellendat deze aantjging voor den heer de Bas
eenigszins beleedigend kon zjnnietteminik herhaal het, verheugt het
mj zeer, dat er zelfs voor deze beschuldiging geene aanleiding bestond.
Vergis ik mj niet, dan is de aanleiding tot ons misverstand dit, dat
wj beiden onder „een archief" niet volkomen hetzelfde verstaan waar de
heer de Bas b.v. thans spreekt van een „krjgsarchief", bestaande uit
schenkingen, excerpten en afschriften, zouden wj eene andere uitdrukking
kiezen. Doch ook in onzen eigen kring wordt het woord in dezen
oneigenljken zin wel eens gebruiktik had er derhalve op bedacht
moeten zjn, dat dit ook elders het geval kon zjn.
S. M.
Het archiefgebouw der gemeente Leiden.
Reeds bj de ingebruikstelling van dit gebouw werd mj in bedenking
gegeven eene afbeelding met toelichting in dit tjdschrift te plaatsen. Ik
stelde het destjds uit, totdat ondervinding mj een juister oordeel zou
verschaft hebben omtrent de doelmatigheid er van. Er iets over mede
te deelen, achtte ik zelf zeer gewenscht; Leiden is de eenige gemeente
in ons land, die een eigen archiefgebouw bezit, dat met die bestemming
is opgericht. En een gebouw met eene andere oorspronkeljke bestemming
moge eene bruikbare archiefbewaarplaats kunnen wordenzj zal toch
nooit eene evenarendie als zoodanig is gebouwd. Met de Leidsche is
dit laatste het geval; bovendien, hoe bjzonder rjk ook het archief der