msm\
56
van bet Oorlogsbestuurheeft onze jonge teedere plant levensvatbaarheid
verkregen. In het leger begint de overtuiging der onmisbaarheid van
archivaal onderzoek tot constructie onzer krijgsgeschiedenis veld te winnen
maar algemeen is die overtuiging nog lang niet. Doch wij huldigen de
Koninklijke spreuk: „Palma sub pondere crescit." De bewijzen liggen
voor de hand, dat een man als Generaal Knoop hooge eer blijve
zijner werken en zijner nagedachtenisdoor grondig onderzoek
van de archivalia en van authentieke stukken meer klassieke waarde
aan zijne geschriften zou hebben geschonken. Maar zonder Regeeringshulp
is zoodanig tijdroovend onderzoek, bij de bezigheden van den officier
in actieven dienst, eenvoudig onuitvoerbaar. Bij den grooten omvang
van het onderzoek dreigt zelfs elke individuëele poging tot een juiste
beschrijving onzer krijgshistorie onvolledig te blijven. Vooral op dit gebied
zijn steun van hooger hand en coöperatie onmisbaar. Aan Jonkheer van
Sypestein en den heer de Bordes hebben wij de beste beschrijving te
danken der oorlogsgebeurtenissen van 1672 en '73; toch troffen wij in het
rijke Gemeente-Archief van Amstelredam tastbare bewijzen, dat belangrijke
bundels brieven uit dien tijd, als van Prins Johan Maurits en anderen, niet
door hen zijn gekend. Alleen een stelselmatig onderzoek brengt dergelijke
soms eeuwenlang in hoeken verscholen documenten te voorschijn. Zonder
stelselmatig, naar een vast plan geregeld en volgehouden onderzoek onzer
Bijks-, Gewestelijke-, Gemeente- en van bijzondere archieven zooals naar
wij meenen thans alleen bij het leger geschiedt zal aan het elkaar na
schrijven op historisch gebied geen einde komen. Riet alleen bij de krijgs
machten maar voor de geheele historische wereld behoort de wenschelijk-
heid van archief-studie werkelijkheid te worden.
Plichtsbesef dreef ons om de onderstellingen van den Heer Mr. Muller
ernstig te wederleggenten einde elke verkeerde opvattingvooral om
tegenwerking van de herlevende studie der Nederlandsche Krijgsgeschie
denis te voorkomen. In zoo verre één enkel minder gelukkig gekozen
woord mijn bedoeling minder juist weergaf, had Mr. Muller mij
zeer verplicht daarop te wijzen, mij gelegenheid te geven, in het belang
der zaak, die bedoelingen nader toe te lichten. Zijn protest moge
hoffelijk heeten welwillend was het geenszins, al wenschte hij zulks anders
Bij veeltijds moeilijken arbeid de met mij werkzame officieren en mijzelf
in de voorlichting van U en van Uwe collega's, ook van den Heer Mr. S.
Muller, aanbevelende, en onder dankbetuiging voor het plaatsen dezer
regelen, heb ik de eer met de meeste hoogachting te verblijven
Uw dienstwillige
's Gravenhage, 2 November 1896. Kolonel P. de BAS.
Terwijl ik den heer de Bas mijn vriendelijken dank betuig, dat hij de
moeite heeft willen nemen, mijne bedenkingen zoo uitvoerig te beant-
ïïfflQigjljjjM