54 Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan en wij vreezen dit ern stig!dan verkiezen wij een afzonderlijke samenstelling van het Krijgs geschiedkundig Archief als onderdeel van het Departement van Oorlog of van den Generalen Staf: gelijk bij schier alle mogendheden, uitge nomen in Groot-Brittannië en in Denemarken. In Engeland leidde sinds 1886 de insmelting der toch reeds onvolledige militaire archivalia bij het „Public Record Office", bij het „British Museum" en elders, onder opheffing van het eigen beheer dier documenten door het „War Office", tot zulke allerjam- merlijkste uitkomsten van vernietiging en verlies van stukken, dat ernstige po gingen tot oprichting van een „Military Historical Branch" worden overwogen. Ter samenstelling van een in de militaire huishouding onmisbaar Krijgsgeschiedkundig Archief kunnen verschillende wegen worden inge slagen. Aan elke organisatie zijn eigenaardige voor- en nadeelen ver bonden. Hoe men ook te werk ga, immer zal op het punt van volledig heid iets te wenschen overblijvenzoowel bij de inrichting daartoe van een afzonderlijke „Afdeeling" op het Algemeen Rijks-Archief, als bij zelfstandige inrichting van het Krijgsgeschiedkundig Archief onder het Oorlogsbestuur. In de door Mr Muller besproken voordracht wezen wij er mef nadruk op, dat men, om den weg te vinden onder de honderd tallen registersboekenbundelsliassen enz. voor de verschillende tijdperken onzer krijgsgeschiedenis, rekening behoort te houden met den schier in elk gewest verschillenden regeeringsvorm vóór en gedurende de Unie. Die verschillen van staatsvorm waren mede oorzaak, dat vóór 1795 aan een afzonderlijk Krijgsgeschiedkundig Archief niet te denken viel. Wél vormen de Notulen- en de Resolutie-boeken van den Raad van State met de daarbij behoorende „ingekomen" en de minuten der „uitgegane stukken" één geheel met de Resolutiën van de Staten- Generaalde eigenlijke Souvereinen gedurende de Republiekwél bevat het Algemeen Rijksarchief de meeste en voornaamste bronnen voor onze krijgsgeschiedenismaar volstrekt niet alle. Yoor enkele tijdvakken, o. a. den Spaanschen Successie-oorlog, voor de krijgsgebeur- tenissen in en óm Amsterdam in 1787 enz. enz. berusten zeer belangrijke bescheiden in particuliere handen of in het Gemeente-Archief te Amster dam waarbij schifting of verplaatsing naar 's Gravenhage ondenkbaar is. De in het Jaarverslag tot 1895 vermelde excerpten uit de Resolu tiën der Staten en de Raads-Notulenbenevens meerdere bundels, o. a. die betreffende Ruychaver te Haarlem (blz. 30)den slag van Nieuw- poort in het Rijks-Archief te Middelburg (blz. 32), het Kuilenburgsch archief te Arnhem (blz. 37), het zoogenaamde Militair Archief te Maas tricht, de stukken van Cronström te Utrecht en dergelijken zijn van minstens even groote waarde als de genoemde bescheiden te 's Gravenhage. Yoor som mige tijdvakken bevat weer het Koninklijk Huis-Archief onschatbare gegevens. Een volledig geheel zal bij concentratie in een afzonderlijke afdeeling van 55 het Algemeen Rijksarchief geenszins worden verkregen. Intusschen beloven het raadplegen aldaar der verbalen van Raad van State en Generaliteit, waarin behalve de krijgsaangelegenheden zooveel andere belangen der Republiek zijn behandeld, vergelijking daarvan en aanvulling met de excerpten en afschriften uit de Rijks- en bijzondere archieven elders bij concentratie van alle bescheiden in één gebouw, groote voordeelen. Dit geschiedt in veel mindere mate door de inrichting van afzonderlijke krijgsgeschiedkundige archieven bij de betrokken Departementen van Alge meen Bestuur Oorlog, Marine en Koloniën waartegenover echter, onder een zelfstandig beheer als te Berlijn, Weenen, Parijs enz., weer andere belangrijke voordeelen staan. Zonder in verdere bijzonderheden te treden wenschen wij den lieer Mr. Muller te overtuigendat men dezerzijds niet geheel in den blinde heeft rondgetast, maar met al den ernst, dien een zoo hoogst belangrijke stichting verdient, het vóór en tegen van verschillende samenstellingen heeft overwogen. Aan Mr. Muller betwisten wij echter het recht, vooral bij eigen aanschouwing van hetgeen reeds enkele winters namens het Oorlogsbestuur en onder medewerking van het Ministerie van Binnen- landsche zaken ook op het Rijks-Archief te Utrecht met behulp van hemzelf en van zijne verdienstelijke ambtenaren geschiedtmij wegens één minder juist gekozen volzin, dus om een quaestie van woorden, zonder verdere strekking, een soort van roofbouw toe te dichten zéker wel het aller slechtste systeem! Wij trachten rijpe vruchten te oogsten, maar hebben nimmer aan verplanten of ontwortelen der boomen gedacht. Wij bedoelen bloemen te plukkendoch zonder eenigen aanslag tegen de orde in den grooten gaard zonder verbrokkeling of verplaatsing van verbalen zonder iets uit bet bestaande verband te rukken. Alsof de Minister van Binnen- landsche zakende bekwame Referendaris van K. en W.of een der Heeren Rijks- of Gemeente-archivarissen daartoe zouden medewerken! De op 26 Juni 1895 te Amsterdam door den geachten Voorzitter bestre den gevaren bestaan alleen in zijn verbeelding. Nimmer lag „grasduinen" in mijne bedoeling. Dilettant in een orchest, waar Mr. Muller den dirigeerstok voert, zou ik toch elke toonzetting met scherpegeheel onop losbare dissonanten wraken. In mijn werkkring raadpleeg ik immer de vakmannen. Intusschen speelde de Heer Mr. Muller door zijn m.i. alleszins ongegrond protest een gevaarlijk spel. De herleving der krijgsgeschiedkundige studiën met vreugde begroetende, vlocht de heer Muller zeker verband tusschen de plannen van hemdie met het toezicht daarop is belasten den uit spraak van den oud-Minister van Binnenlandsche Zaken Mr. Tak van Poortvliet waarbij de ontleder waarschuwde tegen herhaling van Napo leontische concentratie en van verstikkende eenheid. Dank zij de krach tige medewerking en hulp van Hare Majesteit de Koningin-Regentes en

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1896 | | pagina 6