48 rekeningen van 1400 tot 1600 op 200 verschillende bladzijden moet bijeenzoeken Dit zijn de voor de hand liggende bezwaren; er zijn er meer zoo te vinden, die ik voorbij ga. In het algemeen kan men zeggen, dat het chronologische systeem zeer aanbevelenswaardig is voor hem, die in enkele minuten eenige belangrijke stukken over eene bepaalde periode uit een archief wil bijeenverzamelen (en dit is natuurlijk het ietwat hautaine standpunt van de „grande histoire" tegenover een lokaal archief)maar dat daarentegen hij, die een bepaald onderwerp bestudeert betreffende inrich ting of geschiedenis der stad, aan wie het archief behoort, met ons werk meer ingenomen zal zijn. Het hoofdbezwaardat wij hebben tegen zuiver chronologisch ingerichte inventarissen, raakt evenwel den historicus van beroep evenzeer als andere onderzoekers. Het is dit: de zuiver chronologische indeeling verstoort het natuurlijke verband der stukken en geeft daardoor aanleidingdat tal van stukken niet tot hun recht komen. Men geve zich toch goed rekenschapwat het door prof. Blok aanbevolene zuiver chronologische systeem medebrengt. Het eischt, dat elk stuk een bepaalden datum hebbe. Ik vermeldde reeds, dat daarom de ongedateerde stukken, die aan dien eisch niet voldoen, door verkeerde plaatsing dikwijls niet tot hun recht moeten komen. Maar er is een ander bezwaarterwijl de ongedateerde stukken geen datum hebben hebben even talrijke stukken 23 of meer datums. Ik bedoel eenerzijds alle gebondene deelen en alle liassen, die dikwijls loopen over 10, 20, soms -50 opvolgende jaren; anderzijds de dossiers of bundels, die, hoewel in den regel slechts op enkele jaren direct betrekking hebbende, over vloeien van ongedateerde aanteekeningen en bovendien van zoogenaamde retroacta, bewijsstukken uit vroegere eeuwen, bij het onderzoek geraad pleegd of overgelegd. Wat zal men nu met deze stukken doen? De gebondene deelen moet men noodzakelijk ter zijde leggen ze worden dan ook gewoonlijk óf weggelaten óf verbannen naar een supplement of eene bijlage van den inventaris, die dan bevat wat zoowel naar omvang als naar inhoud het hoofdbestanddeel is van het archief. De liassen en de dossiers echter kan men uiteennemen en de zuiver chronologische methode eischt natuurlijk, dat dit derhalve geschiede. Men stelle zich voorwat daarvan het gevolg moet zijn De oningewijde kan zich deze gevolgen wellicht niet zoo dadelijk voor den geest stellen. Yergunt mij dus, dat ik dit door een voorbeeld opheldere. In de Parijsche École des charteswaar ik voor 25 jaren gedurende een semester de lessen volgde, werd de leeraar, die over de organisatie van archieven handelde, uiet moede om „le respect des fonds" te prediken. Het was zijn „Carthago delenda est", en ik herinner mij nog goedhoezeer de man mij daarmede verveelde; eerst later heb ik ingezien, hoe wijs zijn raad was en hoe gelukkig het was, dat hij dien raad om de ver- 49 schillende takken van een archief goed uiteen te houdenvoortdurend voor de toekomstige archivarissen herhaalde. Onder de voorbeelden, die hij als toelichting zijner stelling nu en dan mededeelde, was er een, dat mij bijzonder getroffen heeft. In de Archives nationales bevonden zich over verschillende afdeelingen verspreid talrijke losse papiertjes uit het laatst der 18° eeuw, meestal ongeteekend en ongedateerd, die tal van grooteudeels min begrijpelijke aanteekeningen behelsden over blijkbaar hoogst belangrijke staatszaken. Men vond daar b.v. eene „aanteekeniug van een onbekende over een verbond met eene ongenoemde mogendheid (na 1760)," eene „memorie van onbekende hand over de verbetering van misbruiken bij het heffen van zekere belasting (omstreeks 1780)," een „plan van een onbekende (waarschijnlijk een minister) over de beste wijze om te gemoet te komen aan zekere (niet nader gespecificeerde) eischen van de Nationale vergadering (einde der 18° eeuw)" en meer fraais van dien aard, dat den watertandenden historicus ieder oogenblik Tantalus' straf deed ondergaan. Doch wat gebeurt? Door een toeval wordt ontdekt, dat al deze papieren in beslag genomen zijn in het kabinet van Bodewijk XYI. Overgelukkig met de vondst, haastte men zich de papieren te vereenigen. Zeer toevallig zag men, dat allen aan zekere merken nog te herkennen warenzoodat het mogelijk wasze weder bijeen te brengen. En toen bleek hetdat men eene allerkostbaarste verzameling bijeen had. Het eene stuk lichtte het andere toede ongenoemde mo gendheid, de onbekende belasting en de onbepaalde grieven der verga dering werden duidelijk, toen men in het dossier andere stukken over dezelfde onderwerpen vond. De namen der onbekende schrijvers werden openbaar door andere stukken van hunne hand, met die namen geteekend. En bovendiende aard der verzameling wierp op de beteekenis van elk stuk een verrassend licht. Onnoodig te zeggendat de geheele lijvige verzameling onder één nommer kortelijk beschreven werd als „Papie ren, in beslag genomen in het kabinet van Bodewijk XYI," met het jaar der inbeslagnemingde stukken werden natuurlijk in den bundel eenigszins geordend. Nu zou ik gaarne aan prof. Blok de vraag willen stellen, of hij aan het onderzoek in den ouden, zuiver chronologisch ingerichten inventaris der Archives nationales de voorkeur zou gegeven hebben boven het raad plegen van den nieuwen. Ik voor mij houd het er voor, dat hij den nieuwen niet alleen meer wetenschappelijk maar ook meer praktisch dan den ouden zou gevonden hebbende raadpleging daarvan levert toch niet alleen betere resultatenmaar ook zelfs snellere. En hij zegge niet dat de archivariswanneer hij het publiek eenmaal gelukkig heeft gemaakt met een zuiver chronologisch ingerichten inventaris, altijd nog dergelijke misstandenals ik boven aanduiddekan herstellen. Immers het springt in het oog, dat dit herstel, indien eenmaal de stukken over het archief

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1896 | | pagina 3