32
zooverre uit te breiden, dat het omvat: hetsorteeren en beschrijven der stuk
ken, het samenstellen van den inventaris en het indeelen van het depot,
en eindelijk de beschrijvingsmaatregelen, die nog verder noodig zijn.
Ernstiger is ons derde bezwaar. Terwijl ons reeds nu gebleken is, dat
onze arbeid vrij omvangrijk zal worden, schijnt ons eene andere wijze
van werken gevolgd te moeten wordendan ten vorigen jare gewenscht
werd. Twee systemen stonden in de vorige vergadering tegenover elkander.
Eenigen wilden discussie over de artikelen der ontworpene handleiding in
de vergadering en daarna vaststellinganderen wenschten de discussie
over de artikelen te ecarteerenmaar achtten dan ook de vaststelling
daarvan door de vergadering onmogelijk. Het werkplan van Mr. Heeres,
dat in het midden stond en geene discussie over, wèl vaststelling van de
artikelen in de vergadering voorschreef, vond geen bijval en naar wij
meenen terecht. De vergadering koos ten slotte het eene alternatief
discussie èn vaststelling. Ook wij allen behoorden toen tot de voorstem
mers thans evenwel denken wij anders. Afgezien van de omstandigheid,
dat de belangstelling van sommigen uwer, naar wij meenen, door de
langdurige discussie over dit onderwerp reeds eenigszins vermoeid is,
meenen wijdat het zelfs van eene buitengewoon enthousiaste vergade
ring niet kan gevergd wordendat zij volgens het plan van Mr. Dozy
in eene onafzienbare reeks van jaren achtereenvolgens omstreeks honderd
stellingen over hetzelfde onderwerp zal verteren, een onderwerp boven
dien, dat, hoe belangwekkend ook voor ons, waarlijk niet geschikt is,
om geest en hart bijzonder te verfrisschen. En ook al mocht uwe verga
dering zich zelve wenscheu te executeerendan toch zouden wij bij eene
behandeling van zóóvele regels op eens eene discussie verwachtendie öf
uiterst oppervlakkig of uiterst verward zou zijn, in geen geval eenigen
waarborg zou leveren voor de degelijkheid en praktische bruikbaarheid van
haar resultaat. Wij stellen u dus voor, in deze veranderde conjunctuur over
te gaan tot het andere alternatiefgeene discussie ter vergadering over de
artikelen van ons conceptmaar dan ook geene vaststelling daarvan.
Wat wij ons voorstellen is dit. Ons concept worde, wanneer het gereed
is, beschouwd als een rapport en gedrukt alleen voor de leden der ver-
eeniging. Het worde dan (kan het zijn druk en van vele zijden) besproken
in het Archievenbladter verbetering en aanvulling van ons werk. Wij
hopen dat dit zal geschieden: want wij gevoelen, dat het dringend noodig
zal zijn. Het zoodoende te berde gebrachte zullen wij ernstig over
wegen bezield met den wensch oin aan de inzichten van anderen
tegemoet te komendoch wij moeten aan ons zeiven de beslissing houden
of wij het aangevoerde zullen opnemen of naar aanleiding daarvan grootere
of kleinere wijzigingen in ons concept zullen aanbrengen. Wij alleen toch
meenen te kunnen beoordeelenof voorgestelde amendementen goed passen
in de economie van ons systeem, dat wij niet door partiëele wijzigingen
33
ontwricht wenschen te zien. Na geruimen tijd (b.v. twee of vijf jaren),
wanneer ieder het zijne over ons werk gezegd heeft, stellen wij ons voor,
het weder geheel om te werken en op nieuw bij u in te dienen. Dan,
hopen wijzal het althans eenigszins volledig mogen heeten en als definitief
kunnen gelden. Wij gevoelen evenwel, dat daaromtrent verschil van gevoelen
zal kunnen bestaan, en nu wij wenschen dat de artikelsgewijze discussie en
vaststelling zal achterwege blijven, denken wij er niet aan u ons werk te wil
len opdringen. Aan uwe vergadering blijve dan ook ten slotte de beslissing, of
zij het zal willen aanvaarden en op haren naam (of op onze namen in op
dracht der vereeniging) uitgevendan wel het in haar archief laten sluimeren.
Thans nog, ten slotte van mijne reeds te lange voordracht, een enkel
woord over eene zaak, die met het besprokene nauw samenhangt. Ter
gelegenheid van de discussie over het voorstel Heeres werd ten vorigen
jare de vrees geuit, dat, wanneer op deze wijze geheele categoriën van
onderwerpen voor goed van het programma onzer vergaderingen werden
afgevoerd, het spoedig aan stof voor het vullen daarvan zou ontbreken.
Yan de zijde der voorstellers werd daarop geantwoord, dat het in dat
geval het beste zou zijn de vereeniging op te heffen. Inderdaad zou deze
maatregel afdoende zijn maar ik geloof, dat geen van ons deze oplossing
wenschelijk acht. Is dit juist, dan verzoek ik dringend uwe medewerking
om dit onheil te voorkomen. De ramp dreigt nog niet in de allernaaste
toekomster is verleden jaar met nadruk verklaard, dat er nog tal van
onderwerpen ter behandeling overbleven, en waarlijk voor eenige jaren
is er in ieder geval stof genoeg. Maar zelfs de rijkste stof levert geene
doelmatige tijdpasseering, wanneer geene personen zich aanbieden om die
te behandelenen daaraan schijnt het onder ons te haperen. Dit is ver
drietig, vooral in de gegevene omstandigheden. Nu toch het tot heden
bij voorkeur behandelde onderwerp volgens den wensch van velen uwer
van de agenda is afgevoerd, schijnen mij dezen aan de beurt, om ons
met andere onderwerpen bezig te houden. Mr. Heeres zelf gaat voor
door ditmaal een onderwerp aan de orde te stellen, dat ter behandeling
bijzonder geschikt is. De anderen mogen dit goede voorbeeld volgen!
Tot heden is het vervullen eener spreekbeurt steeds de taak geweest
van leden van het bestuur. Op den duur gaat dit niet aan. Yan mij
is het bezwaarlijk te vergen, dat ik elk jaar stof vinden zal voor eene
'lange toespraak: gij gevoelt zeiven, dat de lotgevallen onzer vereeniging
daartoe slechts bij uitzondering aanleiding kunnen geven. Onze volijverige
secretaris doet waarlijk voor onze vereeniging meer dan genoeg. Doch
ook al konden wij samen de vergaderingen vullen, dit is niet gewenscht.
Ik wil dan ook met nadruk zeggen, dat het bestuur de verantwoordelijk
heid voor het bezighouden der vergaderingen niet op zich nemen kan noch
wil. Die verantwoordelijkheid is te zwaar. Toen het bestuur, voordat
de heer Heeres zich had aangemeld, ditmaal voor eene vergadering