2
De opleiding van Nederlandsche archivarissen.
Het is van algemeene bekendheid en ik constateer het hier dan ook
alleen, omdat ik een aanloopje noodig heb om te komen waar ik wezen
wil, dat (in tegenstelling met wat het geval is in verschillende andere
landen) geene bewijzen van bekwaamheid worden gevorderd van hen, die
naar een wetenschappelijke betrekking dingen bij ons archiefwezen. Het
al of niet geschikt zijn van candidaten, welke zich aanmelden voor de
vervulling eener vacature, is geheel overgelaten aan het bon plaisir van
hen, aan wie het recht tot de benoeming ten deze toekomt. Hu is voor
een dergelijk stelsel wel iets te zeggen. De Stoszseufzer van Damas
naar een verlicht despotisme zal wel eens bij ieder weerklank vinden of
hebben gevonden bij de regeling van een of ander wat regeling' behoeft.
Despotisme toch kan bezwaren ter zijde stellen, waarmee rekening moet
worden gehouden door iemandwelke gebonden is aan vaste regelen en
daarbuiten niet mag treden. Zoo in ons geval. Zooals de toestand nu
iskan de regeering van het rijk of van gemeentenwelke een vacature bij
het archiefwezen moeten vervullenmet volkomen vrijheid handelen. Zij
kan, zonder angstvallig te letten of de candidaten wel de noodige diploma's
op zak hebben, uit hen die zich aanmelden een keuze doen en daarbij
letten niet alleen op kundigheden, welke wel, maar ook op andere
eigenschappen, welke niet in een examenprogramma kunnen worden om
schreven. Dit is wezenlijk een niet licht te schatten voordeel.
Maar alleen wanneer de despoot (om Damas' terminologie te
blijven gebruiken) verlicht is. Zoodra men te doen heeft met gezagheb-
benden, welke geen belang in de zaak stellen, desnoods niet weten
waar het eigenlijk om handelt, zal een dergelijke vrijheid dikwijls een
gevaar blijken te zijn, is zij in elk geval een niet licht te ernstig te
schatten nadeel. En wij weten allenhoe het hier te lande daarmede
staat. Mogen we, waar het het rijksarchiefwezen geldt, onder de tegen
woordige omstandigheden gerust zijn, die omstandigheden kunnen veran
deren en er kunnen trouwens andere werken, welke die gunstige
neutraliseerenkortom geen zekerheid bestaatdat geene kentering ten
kwade kan komen in den toestand. En bij de gemeentelijke autoriteiten?
De belangstelling in het archiefwezen wordt grooter ook bij vele van
haar, maar zij moet dan ook bij vele anderen nog heel wat grooter
worden, voordat zij een fatsoenlijke lengte heeft bereikt; en, zoolang die
belangstelling nog steeds net als Tom Pouce als rariteit in een kermistent
zoude kunnen worden tentoongesteldzoolang staan wij steeds bloot aan
allerlei verrassingen bij de vervulling van vacatures bij het Nederlandsche
archiefwezen. Het spreekt wel van zelf, dat bij ieder van ons, die het
groote belang van een goed ingericht archiefwezen voor wetenschap en
praktijk inzien en steeds hooger en hooger aanslaande vraag wel eens
3
is gerezenop welke wijze dat bezwaar geheel of gedeeltelijk zoude
kunnen worden opgeheven. Toen mij nu eenigen tijd geleden de nood
zakelijkheid gesuggereerd werddat ik nu eens op onze jaarvergadering
met stellingen voor den dag moest komen, was de keuze van theses dan
ook niet moeilijk. Zij zouden handelen over de opleiding der Neder
landsche archivarissen. De formuleering was lastiger. Opzettelijk treed
ik hier niet in bijzonderhedenvoor het behandelen daarvan vind ik
ik gaf van die meening reeds meer blijk onze jaarvergadering allerminst
geschikt. Ik wil het slechts daarheen trachten te leidendat onze ver-
eeniging zich in het algemeen uite ten aanzien van deze belangrijke aan
gelegenheid.
Nog een enkel woord vóór ik mijne stellingen terneerschrijfeen
woord van verontschuldiging. De gewoonte is, dat gelegenheid wordt
gegeven over stellingen, in de jaarvergaderingen te verdedigen, een schrif
telijke gedachtenwisseling te houden in ons orgaan. Toen ik op mij nam
theses te besprekenwas ik echter zóó overkropt met werkdat ik geen
tijd vond, dadelijk met de formuleering en toelichting daarvan te beginnen.
De redacteur van ons tijdschrift was zoo welwillend, de publiceering van
het vorige nummer zoo lang hij kon te vertragenmaar zij kwam toch
nog te vroeg. En ik stelde zijne welwillendheid zoo weinig op prijsdat
ik die (hij moge het mij vergevenlastig vond en zuchtte„toegeef
nu maar gauw uit, dan heb ik tijd tot een volgend nummer!" Maar
de straf volgde op de misdaad. Het nummer was nog ternauwernood
verschenen, of ik kreeg alweer een brandbriefkaart en moest tóch aan
't werk. Moge de belangstellingilc had haast gezegd de nieuwsgierig
heid, der leden onzer vereeniging, die ongetwijfeld sterk is geprikkeld
■door het ontbreken van stellingen in het laatst verschenen nummerniet
al te zeer verkoeld worden door het weinig prikkelende van de stellingen
zelf, die al zeer eenvoudig zijn.
STELLINGEN.
1. Bepalingen zijn wenschelijkwelke de vereischten regelenwaar
aan zij moeten hebben voldaan die naar een wetenschappelijke betrekking
willen dingen bij het Nederlandsche (rijks-?) en Nederlandsch-Indische
archiefwezen.
2. Een academische opleiding, hoewel gewenscht, is niet bepaald
noodig. De eventuëel vast te stellen bepalingen dienen dus zóó te
worden ingericht, dat zij, die geene academische opleiding hebben genoten,
niet zijn uitgesloten van de mogelijkheid tot mededinging.
3. Het non his in idem dient in de vast te stellen bepalingen te
worden gehuldigd: bij het beoordeelen der geschiktheid van candidaten