90
mogen beleven, hij was genoegzaam verzekerd, dat die eenmaal
zal komen.
Yan geheel anderen aard was een maatregel door de Regeering
in 1879, ook op zijn voorstel en raadgeving, genomen, namelijk
het bijeenbrengen der oude rechterlijke archieven, eene trouwe
afspiegeling gevende van het leven en bedrijf van ons voorgeslacht,
en toch destijds ongeacht, verwaarloosd, vergeten, schuilende op
plaatsen die voor een goed gedeelte eerst opgespoord moesten worden.
Enschedé was toevalligerwijze met den droevigen staat dier ar
chieven bekend geraaktook met de zeer gebrekkige en onlogische
administratieve bepalingen welke hun beheer regelden en het
deel is niet gering te achten dat hem toekomt in het voorbereiden
van het Koninklijk Besluit van 8 Maart 1879 waarbij deze zaak
op een vasten en zekeren grondslag is gebracht.
Het is ook bekenddat op het initiatief van hem en van een
paar andere archief beheerdersin 1883 een algemeen petitionement
der archivarissen aan de bevoegde macht is in het leven geroepen,
om de oude notarieele protocollen te brengen onder de bewaring
der Rijksarchivarissen in de provinciën en zoodoende de raadple
ging er vanvoor geschiedkundige doeleinden mogelijk te maken.
Deze pogingenhoewel vereerd met den steun van eenige geleerde
genootschappen in Nederland, hebben nog niet het gevolg gehad
dat men hoopte, maar de aandacht der Regeering is met klem
van redenen op de zaak gevestigd en het punt wordt zeker voor
eerst niet afgevoerd van de agenda der Yereeniging van Archi
varissen.
Het ligt in den aard der zaakdat Enschedé geroepen werd
in het bestuur van velerlei instellingen tot bevordering van
nijverheid, wetenschap, kunst enz. Men verwachte niet, dat ik
hier eene opsomming geven zal van al die eereambten maar
vergenoege zich met de mededeeling, dat hij o. a. een der op
richters was van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap
medebestuurder van de vereeniging Rembrandt en langen tijd
ook van het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem, dat hij hielp
vestigen en 18 Juli 1877 plechtig opende. Yooral echter ging hem
ter harte het Stedelijk Museum te Haarlem. Hij had tot de stich-
91
ting er van den krachtigsten stoot gegeven en was eerst voldaan
toen hij bij de opening op 30 Juni 1862 de voorheen verspreide,
kostbare en talrijke schilderijen der gemeente daar vergaderd
zag. Hij wist, dat ze thans in eene behouden en veilige haven
waren binnengebrachtwant niets zou men meer gegriefd hebben,
dan dat de oude Regenten- en Schuttersstukken, hunne en zijne
geboortestad gingen verlaten. Bijeenbrengen, samenhouden, niets
los latenwas altijd het wachtwoord.
Eene andere verzameling, die eene ruime plaats in zijne
genegenheid innamwas de Atlas van Haarlemberustende op
het gemeente-archief, opgegroeid uit eene kleine en niet veel
beduidende collectie teekeningen en prenten, in 1863 ontvangen.
Yan den beginne af had hij daar veel hart voor en zette altijd
tot vermeerdering aan, met het gevolg, dat onder zijne leiding
en door de welkome ondersteuning van zijne nooit gesloten milde
hand, die atlas een omvang en beteekenis heeft bekomen, welke
hem maakt tot een nimmer vermoeiend diorama van de loffelijke
stad Haarlem en hare bekoorlijke omstreken.
Yoor die stad heeft hij geleefd en gearbeid, veel goeds tot
stand gebracht, meermalen afgeweerd wat niet dienstig was.
Bovenal heeft hij een goed voorbeeld gegeven en dikwijls de
voldoening gehad, dat het werd nagevolgd en naar zijne stem
gehoord. Zijne gedachtenis zal dus in Haarlem niet spoedig ver
gaan, maar blijven leven.
In memoria aeterna erit Justus. (Ps. 111.)
Haarlem. C. J. GONNET.
15 April 1896.