Jean Cavallier et Antoine de Guiscard. 88 Waalsche kerken de bouwstoffen voor de volgende door hem samengestelde geslachtsregisters en opstellen: Généalogie de la familie Certon. Généalogie de la familie de Ferrières. Généalogie de la familie Lalause. Généalogie de la familie de Pommares. Généalogie de la familie Guépin. Jean, Baron de Bearn, d'Abère et d'Usseau. Résolutions prises par les Etats-Générauxles Etats de Hol- lande et de West-Frise, la Commission permanente de ces Etats, ainsi que par le conseil d'Etat en faveur des réfugiés. Liste supplémentaire de pasteurs réfugiés et antres. Médaille commémorative d'un réfugié. Livre Synodal contenant les articles résolus dans les Synodes des Eglises Wallonnes des Pays-Bas. Publié par la commission de l'histoire des Eglises Wallonnes. Tome premier 1563 1685. 8°. La Haye. Martinus Nijhoff 1896, (bijna geheel zijn werk.) Eene genealogie van het geslacht Thuret is onvoltooid gebleven. Ziedaar eene dorre en misschien nog niet volledige opgaaf van hetgeen Mr. A. J. Enschedé voor de geschiedenis werkte en heeft te boek gesteld. Doch hiermede is nog niet genomen een eenigszins getrouw overzicht van zijn arbeidzaam leven, evenmin herinnerd, wat hij ten bate van kunst en wetenschap heeft ver richt of helpen tot stand brengen. En dit was, buiten zijne be trekking van Archivaris, waaraan in 1874 nog door den Raad de functie van Bibliothecaris der gemeente was toegevoegd, niet gering. Yan der jeugd af een ernstig numismaat, zag hij zich met Jhr. Dr. J. P. Six van Hillegom voor een goede dertig jaren de beschrijving der munten en penningen van de Koninklijke Academie opgedragenvan welken last zich kwijtendedoor de beide Heeren in 1863 werd geleverd den in druk verschenen „Catalogue du Cabinet de Monnaies et Médailles de „l'Académie royale des Sciences a Amsterdam." 8°. Zijne eigen penningverzameling, het zij ter loops hier aangestipt, bezorgde hem jaar in jaar uit altijd werk, want met niet ver flauwende liefde er voorwas hij steeds op vermeerdering en aan vulling bedacht; tot de laatste dagen zijns levens ging hij daarmee voort en bezat een kabinet gelijk schaars bij particulieren wordt aangetroffen. Waar hij kon en kans zag van slagen, al was het ten koste van groote inspanning en taaie volhardingbreidde hij gaarne zijne bemoeiing uit tot behoud en herstelling van de oude monu menten in zijne omgeving. Zoo was het op zijn aanhoudendat de Regeering des lands zichvele jaren geledenhet lot ging aantrekken van de destijds zeer verwaarloosde en tot jammerlijk vervallen gekomen Ruïne van Brederode. Onder de leiding van Enschedé, die daartoe door de Regeering was aangezocht, is met oordeel en naar een vast plan, de herstelling aangevangen en het behoud van deze merkwaardige, veel bezongen en nog meer afgebeelde ruïnevoor volgende geslachten verzekerd. Een grooter arbeidsveld in deze richting vond hij in zijne benoeming tot Rijksadviseur voor de gedenkteekenen van Yaderlandsche geschiedenis en kunst, van welk collegie hij van het begin tot einde (25 Maart 187426 Februari 1879) lid is geweest, steeds zich bevond aan de zijde der Regeering en de hand gehad en medegewerkt heeft bij het tot stand brengen van veel lof waardigs, waartoe de adviseurs het initiatief hebben genomen. Daartoe behoorde ook de restauratie van de Groote Kerk te Haarlem. Met groote opoffering van zijne zijde, had hij reeds, vele jaren geledenmenige gewenschte herstelling van het inwen dige van dit overschoone gebouw uitgevoerd weten te krijgen, maar voor gewone krachten was het niet mogelijk verder te gaan. Door eene allergelukkigste omstandigheidschreef het Collegie van adviseurs de restauratie van monumenten in haar programma juist ten tijde dat in Haarlem de bewijzen waren geleverd van den goeden wil en van de waardeering jegens de St. Bavokerken om in een kort woord alles samen te vatten, de wenschen van Mr. A. J. Enschedé en van allen die zijne meeningen deelden werden vervuld. Jaar aan jaar heeft hij het herstellingswerk gadeslagen en het vorderen van den arbeid met vreugde en vol doening opgemerkt. En al heeft hij de eindelijke voltooiing niet

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1896 | | pagina 5