84 1857 door het Gemeentebestuur opgedragen, een onderzoek in te stellen naar de geschiedenis van het St. Elizabeth's Gasthuis, een der voornaamste gestichten in Haarlem. Daaraan werd vol daan en in 1860 verscheen in druk het Verslag van de geschiedenis en den eigendom van het St. Elizabeth's of Groote Gasthuis, dat de grondslag is geweestwaarop geheel gewijzigde verhoudingen tusschen de burgerlijke gemeente en regenten van het gesticht zijn tot stand gekomen en ook de eerste oorzaak, dat in Haarlem eene betere ziekenverpleging gaandeweg is ingevoerd. Te nauwernood had het Gemeentebestuur met dit verslag kennis gemaakt, of de archivaris ontving de opdracht, in gelijken trant de geschiedenis te schrijven van vele andere gestichten en hofjes, in vroegere tijden aan de stad rekenplichtig of van haar afhan kelijk. Ten gevolge daarvan werd in 1861 in het licht gegeven Verslag over de geschiedenis en den eigendom Middelerwijl vond Enschedé nog de gelegenheidin de Kroniek van het Historisch Genootschap van 1866, uit te geven het ver haal van „De blijde incompste van Vrouw Margriete van „Yorck, trouwende met Hertoghe Carel van Bour- „gondienGrave van Vlaendren, met de bruloft- „spelen en tournoyen binnen de stadt van Brugghe, „Anno 1468", naar een handschrift van Anthonie de Roovere in de toen nog bestaande bibliotheek zijner firma. Daarop volgde in 1867 eene: Notice sur les anciens caractères de la Maison Jean Enschedé et Fils a Harlem, waarin hij de geschiedenis leverde der oude in Nederland bestaan hebbende lettergieterijen (allen geleidelijk door zijne voorvaderen aangekocht) en tot inleiding strekkende van een: 85 Specimen de caractères typographiques anciens qui se trouvent dans la collection typographique de Joh. Enschedé et Fils imprimeurs a Harlem. 8°. (1867.) In hetzelfde jaar nog bezorgde hij eene: Levensschets van Mr. Johannes Enschedé, het hoofd der firma J. E. &Z., een merk waardig en lofwaardig man, wiens lotgevallen in een lang en welbesteed leven, ten volle verdienden door de pen van den Haarlemschen archivaris voor de handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden te worden te boek gesteld. Enschedé bezat de gaaf vlug te kunnen arbeidenhij moest uit den aard zijner maatschappelijke betrekking zijne aandacht over velerlei zaken verdeelenkon dat zonder merkbare inspan ning en zonder moeite doen en had gewoonlijk, gelijk men het noemtvelerlei werk tegelijk op het getouw. Er konden niet anders dan eenige avonden per week voor het archief beschikbaar worden gesteldmaar daar ging dan ook niets van verloren en op die wijze jaar aan jaar onvermoeid voortgaande, is het hem mogelijk geweest dat archief in behoorlijk geordenden staat te brengen en op menigerlei wijze de vruchten van zijne nasporingen in de oude stedelijke bescheiden, openbaar te maken. In het a°. 1869 aangevangen geschrift „De Oude Tijd", verschenen al spoedig van zijne hand de zeer lezenswaardige opstellen: De Haarlemsche bleekerijen, en: Haarlemsche rechtspleging in de 16e eeuw. De „Geschiedenis en Beschrijving van Haarlem'' door den Hr. FAllan werd bedacht met een uitgebreid opstel tot titel voerende „het Sparen" en met eene „Bijdrage tot de geschie denis van den Grafelijkheidstol te Sparendam" en uit denzelfden tijd dagteekent eene verklaring vanDe Wapens der Choorbanken in de Groote of St. Bavo-kerk te Haarlem, een arbeid, die veel inspanning en hoofdbreken gekost heeft en waarvoorbehalve de medewerking van Mr. A. J. Enschedé, ook de hulp is noodig geweest van de H.H. J. A. Alberdinck Thijm, Mr. H. Gerlings Cz. en J. J. Graaf. Als jurist had Enschedé zich altijd aangetrokken gevoeld tot de studie der oude stedelijke wetgeving en meermalen heeft hij VAN EENIGE GODSHUIZEN dat eene reglementeering van een aantal kleinere stichtingen in Haarlem, als practische uitkomst heeft gehad en waaruit ook dadingen zijn voortgevloeid, welke het tot dien tijd vage eigen domsrecht van sommige weeshuizen hebben verzekerd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1896 | | pagina 3